De NEVI PMI steeg in juni naar 56,2 (mei: 55,5). Sinds november 2013 was de index niet meer zo hoog. De stijging van de werkgelegenheid zette stevig door en was deze maand de grootste in vier jaar.
De productie nam in juni voor de zesentwintigste maand op rij toe. Deze groei kwam door een verdere toeneming van de nieuwe orders, zowel uit het binnen- als uit het buitenland. De groei van de buitenlandse orders was de grootste in anderhalf jaar. De hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk bleef grotendeels onveranderd.
Prof dr Arjan van Weele, NEVI hoogleraar Inkoopmanagement aan de TU Eindhoven vraagt zich in een redactioneel commentaar af hoe het kan dat de export na zoveel maanden nog steeds aantrekt? Reden volgens hem: ‘De sterke dollar. Deze maakt producten uit Nederland interessant en de concurrentie positie van onze bedrijven sterk. Andere redenen: nieuwe productlijnen die blijken aan te slaan en toenemende vraag uit het Verenigd Koninkrijk. Dit alles maakt dat de motor achter de industrie, de sterke klantvraag, op volle toeren draait. Gevolg: een goede bezetting van de productiecapaciteit die resulteert in (nu al 26 maanden op rij!) in stijgende productievolumes.’
‘Leidt dit nu tot een duidelijke stijging van de werkgelegenheid in de industrie? De cijfers over juni geven aan dat dat nu duidelijk het geval is. De werkgelegenheid zit in lift getuige de werkgelegenheidsindex van 53,2. Staan alle lichten nu op groen voor de Nederlandse industrie? Helaas is dat niet het geval. Wat ik al eerder had verwacht, vindt nu plaats: er is gezien de sterke vraag naar grondstoffen en halffabrikaten sprake van sterke inkoopprijsinflatie (juni: 61,0). Stijgende inkoopprijzen worden natuurlijk doorberekend in hogere verkoopprijzen en die zullen als dat zo door gaat op termijn de groei gaan afremmen. Maar zover is het nu nog niet. De Nederlandse industrie gaat een mooie zomer tegemoet. Geen enkele reden om mijn rapportcijfer te herzien: ook voor juni een mooie 8.0.