In april is de orderportefeuille in de burgerlijke en utiliteitsbouw met twee tiende maand gestegen naar 5,3 maanden. In de woningbouw nam de werkvoorraad met twee tiende maand toe naar 5,3 maanden, terwijl deze in de utiliteitsbouw met vier tiende maand steeg naar 5,4 maanden.
Dit blijkt uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van mei 2013 van het Economisch Instituut voor de Bouw. Ondanks deze stijging liggen de orderportefeuilles in deze sectoren nog steeds op historisch gezien zeer lage niveaus.
In de grond-, water- en wegenbouw is de orderportefeuille in april met een tiende maand gedaald naar 5,5 maanden. Deze afname was toe te schrijven aan de grond- en waterbouw, waar de orderportefeuille met een tiende maand daalde naar 6,2 maanden. In de wegenbouw steeg de werkvoorraad met twee tiende maand naar 4,8 maanden.
Dankzij de toename in de b&u nam ook de orderportefeuille in de gehele bouw toe met twee tiende maand en komt daarmee in april uit op 5,4 maanden.
Vier van de tien bouwbedrijven ondervindt stagnatie in onderhanden werk als gevolg van onvoldoende orders. Bij de b&u-bedrijven geeft bijna de helft aan onvoldoende orders te ontvangen, bij de gww-bedrijven geeft bijna een kwart dit aan. De helft van de bouwbedrijven beoordeelt hun huidige orderpositie als klein. Bijna een derde van de bedrijven verwacht een afname van het personeel, terwijl twee derde geen verandering verwacht. De b&u-bedrijven zijn over het algemeen negatiever gestemd dan de gww-bedrijven. Ruim acht van de tien bouwbedrijven verwachten geen verandering in hun afzetprijzen.