De vooruitzichten voor de Nederlandse maakindustrie zijn positief. Zowel de metaal- als de rubber- en kunststofverwerkende bedrijven rekenen op goed gevulde orderboeken in 2014. ESEF en Techni-Show 2014 vinden plaats op een moment waarop de maakindustrie duidelijk de weg omhoog is ingeslagen.
Van 11 tot en met 14 maart 2014 presenteren de maakindustrie en de leveranciers van industriële productietechnologie zich gezamenlijk in de Jaarbeurs in Utrecht. Aan de ene kant van de Jaarbeurs staat de top van de Nederlandse toeleveringsindustrie op ESEF, waar inkopers hun make or buy beslissing nemen. Aan de andere kant tonen importeurs en handelaren de nieuwste productietechnologie om de hoogwaardige producten efficiënt te produceren. “De beurs komt op een goed moment; de verwachtingen worden alom positiever omdat Nederland als exportland profiteert van de groei in de wereldmarkten”, zegt Richard Boske, voorzitter van de Federatie Productie Technologie (FPT). “De meeste van onze klanten zitten goed in het werk.”
Export de gangmaker
Drie branchepartners van ESEF – de Koninklijke Metaalunie, Nevat en de NRK – bevestigen dit beeld. In 2014 rekenen de Nevat-leden op een groei van 8 tot 10 procent, zegt Theo Koster, directeur Nevat. “Je ziet wat verschil in de groepen, zo zwakt de sterke groei bij de grootverspaners iets af, maar trekt deze juist aan bij de system suppliers.” Voor alle Nevat-leden geldt dat de export de kar trekt. Eenzelfde beeld schetst Richard Schuitema, manager toeleveren en uitbesteden bij Koninklijke Metaalunie. “De export is de gangmaker.” Hij ziet bij kleinere en middelgrote metaalbedrijven een verschuiving naar exportactiviteiten. “Daarom is het belangrijk buitenlandse inkopers naar de beurs te halen. ESEF moet méér een Europees karakter krijgen.” De achterliggende reden voor het toenemend vertrouwen is de beter dan verwachte ontwikkeling in Duitsland. Daar profiteren ook de kleine metaalbedrijven van, die dikwijls indirect aan exportlanden toeleveren. Richard Schuitema denkt wel dat best nog wat meer bedrijven zouden mogen exporteren. En dat ondernemers verder moeten kijken dan alleen Nordrhein Westfalen en Nedersaksen. In het industrieel sterke Zuid-Duitsland zijn Nederlandse toeleveranciers nog minder actief.
Rubber- en kunststofindustrie: scherpe concurrentie
Ook uit de rubber- en kunststofverwerkende industrie klinken positieve geluiden. “De vooruitzichten zijn goed”, zegt Erik de Ruijter, directeur van de NRK. Zelfs de toeleveranciers aan de Nederlandse bouwsector, die hun omzet sinds 2009 zeer fors hebben zien dalen, zien hun omzet stabiliseren. “Bedrijven zijn vanuit de nieuwe realiteit bezig zich te herpakken. Niet reorganiseren, maar innoveren en nieuwe groeimodellen ontwikkelen.” Toeleveranciers aan de verpakkingsindustrie hebben eigenlijk weinig geleden onder de crisis. En de exportgeoriënteerde kunststofverwerkende bedrijven doen het al enkele jaren goed. Toch is het niet alleen rozengeur en maneschijn. De concurrentie in de sector is scherp. Erik de Ruijter: “Europa kent overcapaciteit. Dat zet druk op de prijzen en marges. Bedrijven moeten nog nadrukkelijker kijken naar zowel productontwikkeling als het optimaliseren van het productieproces. Met een slimmer product tegen lage kosten herstel je de marge. Klanten stellen ook steeds meer eisen rond MVO. Daar kunnen bedrijven goed op inspelen.”
Nemen investeringen toe?
De leveranciers van machines en andere investeringsgoederen profiteren nog niet direct van de opleving. De positieve vooruitzichten stemmen FPT-voorzitter Richard Boske echter tot voorzichtig optimisme. “Vanaf oktober zien we een omslag bij onze klanten.” Bedrijven zijn nog terughoudend met investeren omdat hun orderboeken slechts voor een aantal maanden zijn gevuld. “We leven echter in een nieuwe tijd. De tijden waarin orderportefeuilles voor vele maanden vol zaten, komen niet meer terug.” Onzekerheid is in de ogen van de FPT-voorzitter een blijvende factor. Hij denkt dat de maakbedrijven in de metaal hieraan moeten wennen én zich moeten specialiseren. “De jobber zonder duidelijke strategie krijgt het moeilijk. Als je je specialiseert en verbetert, word je efficiënter. Bedrijven moeten hun competitive edge ontwikkelen waarmee ze zich onderscheiden en winst maken.” Dat kan specialisatie in serieproductie zijn, maar net zo goed in heel hoogwaardige enkelstuks productie. Ook de hele kleine metaalbedrijven met slechts enkele machines kunnen die stap zetten. “En dan kun je ook gericht investeren”, zegt Richard Boske. Bedrijven die een duidelijke strategie hebben, investeren op basis van deze strategie en niet omdat er toevallig interessante orders zijn gescoord.
Andere financieringsvormen
Blijft wel het punt van de krapte op de financieringsmarkt. Daar heeft de machinemarkt duidelijk last van, merkt de voorzitter van de FPT. Richard Schuitema (Koninklijke Metaalunie) ziet dit samen met de beschikbaarheid van vakkrachten als de grote valkuil. Gebrek aan financieringsmogelijkheden remt de groei af. “Nu al zien we dagelijks de voorbeelden. En het gaat meer spelen naarmate de markt verder aantrekt en bedrijven op zoek gaan naar extra werkkapitaal.” Hij gelooft niet dat de banken op korte termijn hun houding zullen veranderen. Ook FPT-voorzitter Richard Boske betwijfelt dit. De oplossing moet gezocht worden in andere financieringsvormen. Richard Boske heeft in FME-verband al gepleit voor een soort obligatiefonds voor het mkb, waarin ondernemers met geld, gepensioneerde ondernemers en investeerders geld stoppen. Het brancheobligatiefonds leent vervolgens geld uit aan de bedrijven uit de maakindustrie om investeringen mee te doen. “Dat levert meer rendement dan 1,5 procent bij de bank die spaarders nu krijgen. En het geeft de Nederlandse maakindustrie een impuls omdat ze kan investeren in betere kwaliteit en meer efficiency.” Richard Schuitema denkt dat er nog andere creatieve modellen denkbaar zijn. Kredietunies kunnen een oplossing zijn; crowdfunding misschien ook. “Maar dat is voor onze sector minder omdat de industrie bij het grote publiek minder bekend is.” Via financieel adviseurs buitenlandse fondsen aanboren is een andere mogelijkheid. Nog een optie is dat ondernemers die de komende jaren hun bedrijf verkopen of overdoen aan een van de kinderen, een deel van hun vermogen in het bedrijf laten zitten. “Bij een bank krijgen ze nauwelijks rente, terwijl de overnemende partij 7 procent betaalt. Geld in het bedrijf laten zitten is dan ook een vorm van lenen.”