In een wereld waar grenzen verdwijnen en mensen, kapitaal, informatie en producten zich steeds gemakkelijker verplaatsen, is Nederland dé plek om te werken, te ondernemen en te leven. Dit staat te lezen op de website van de Rijksoverheid onder het kopje ‘Economie en Ondernemen’. Deze prachtige volzin klinkt aanlokkelijk. Nederland is the place to be.
Het is ook een van de redenen om het ministerie van Economische Zaken uit te breiden met Landbouw en Innovatie. Dus voluit hebben we nu – vanaf 30 september jl. – het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie. Het is een combinatie en bundeling van het algemene en specifieke economische beleid, het beleid ten aanzien van de agrofoodsector en het beleid betreffende innovatie. Met als taak een concurrerend, algemeen ondernemingsklimaat te bevorderen, en het zal een stimulerend beleid ontwikkelen voor de huidige en toekomstige economische topgebieden van Nederland.
Het lijkt er op papier mooi uit te zien, een prachtig drieluik. Toch ben ik er eigenlijk niet zo gelukkig mee. Ik had nu graag gezien dat de industrie hier nadrukkelijker aan zou worden gehangen. Uiteraard zit het wel in de woorden Economie en Innovatie, maar voor mij dekt het niet afdoende de lading. Kijkend naar de optelsom van bedrijven die vallen onder de sectoren industrie, bouw, groothandel en vervoer/transport, komen we uit op een slordige driehonderdduizend bedrijven in ons land. Een groot deel zal zich in elk geval niet herkennen onder de innovatie noemer. Logisch lijkt me. Niet elk bedrijf kan zijn pijlen richten op innovatie.
Wist u trouwens dat 99 procent van alle ondernemingen in ons land onder het midden- en kleinbedrijf (mkb) valt? Dit zijn ondernemingen tot 250 medewerkers. Ruim de helft (56 procent) is kleiner dan tien medewerkers. Het mkb genereert 58 procent van de omzet in het bedrijfsleven.
En dit zijn toch spraakmakende cijfers waarbij mag worden gesteld dat we wel wat in de melk te brokkelen hebben.
Maar goed, de maakindustrie zal met dit ministerie moeten leven. En mochten er aspecten zijn die naar voren moeten worden geschoven, zijn er altijd nog diverse (branche)organisaties als bijvoorbeeld Koninklijke Metaalunie, FME-CWE en MKB-Nederland die de wensen vanuit de maakindustrie aan de politiek kenbaar kunnen maken. En daar kunt ook u gebruik van maken.
Rolf Elling, hoofdredacteur
Reageren? E-mail: rolfelling@vraagenaanbod.nl.