De Europese Commissie heeft stappen gezet om naast de zes al geregistreerde stoffen, nog vijf extra stoffen op te nemen in de EU-richtlijn die zorgt voor het beperken van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (RoHS). Het gaat om de zogenoemde phtalaten (weekmakers in plastic): HBCDD, DEHP, BBP, DBP en DIBP. FME vindt dat de Commissie hiervoor een onzorgvuldig proces doorloopt met een te beperkte inspraak mogelijkheid.
FME maakt zich zorgen over het effect van deze maatregel voor de technologische industrie. Beleidsadviseur Robert van Beek: ‘Als bedrijven geraakt worden door deze maatregelen, dan horen wij dit graag. Zo kunnen we samen een vuist maken richting Brussel. Door bij Europese ambtenaren en politici inzichtelijk te maken hoe dit de technologische industrie raakt, zijn wij als FME samen met onze Europese organisatie Orgalime hopelijk in staat om dit besluit te beïnvloeden.’
RoHS 2
De tweede Europese Richtlijn over gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparaten (RoHS 2) is juli 2011 gepubliceerd en januari 2013 in werking getreden. Vervolgens heeft de Europese Commissie stappen gezet om RoHS 2 aan te passen en uit te breiden. De Commissie consulteert deze zomer de Europese lidstaten. De keuze voor uitbreiding met vijf stoffen is gebaseerd op een studie van het Umweltbundesamt van Oostenrijk.
Umweltbundesambt
FME is het er mee eens dat bedrijven gevaarlijke stoffen moeten vervangen door minder gevaarlijke stoffen. Maar de keuze voor de te vervangen gevaarlijke stoffen zou gebaseerd moeten zijn op de methodologie die de Europese Commissie en lidstaten op basis van REACH (EU richtlijn chemische stoffen) hebben afgesproken. In plaats daarvan is opdracht gegeven aan het Umweltbundesamt om deze studie uit te voeren en zo spoedig mogelijk te komen met nieuwe stoffen. Deze route beperkt het wetenschappelijk onderzoek, onderzoek naar de economische impact, inspraak van stakeholders en bespaart de Commissie zo tijd en kosten.
‘Procedure onacceptabel’
Van Beek: ‘Het laten uitvoeren van aparte studies is voor de Europese Commissie de gemakkelijke route. Maar hiermee handelt de Europese commissie wel in strijd met haar eigen principes en procedure. Omdat Brussel zich niet houdt aan de afgesproken procedures loopt de industrie nu en in de toekomst het risico dat om politieke redenen en niet op basis van inhoudelijke argumenten nieuwe stoffen toegevoegd worden aan RoHS 2. Dit is voor de industrie onacceptabel.’
Alternatieve stoffen
Naast de bezwaren over de gevolgde procedure hebben FME en haar Europese organisatie Orgalime ook veel inhoudelijk commentaar ingediend bij het Umweltbundesamt. De studie bevat veel aannames en onjuistheden. Dit maakt de studie onbruikbaar voor besluitvorming. FME maakt zich ook zorgen over de termijnen waarna de stoffen verboden worden. Bedrijven moeten namelijk wel in staat zijn om over te kunnen schakelen naar alternatieve stoffen met behoud van kwaliteit van hun product.
Het Europese proces is al vergevorderd. Dit najaar vindt verdere besluitvorming plaats. FME acht de kans zeer groot dat HBCDD, DEHP, BBP, DBP en DIBP op termijn worden toegevoegd aan RoHS2. FME hoopt dat Nederland de Europese commissie in ieder geval aanspreekt op de gevolgde procedure. Mocht het proces onomkeerbaar blijken dan moet Nederland pleiten voor realistische termijnen zodat de industrie zorgvuldig kan omschakelen.