Tumult bij de staalprijzen èn in de sector

Foto van: De redactie
Geschreven door De redactie

Op diverse vlakken van de staalbranche is het eind oktober en begin deze maand erg onrustig geworden. Vorige maand nog schreef Noviostaal in het StaalJournaal dat er in de markt nogal wat onzekerheden heersten over een verdere prijsstijging. Inmiddels is die onzekerheid verdwenen, want de laatste weken vlogen in zowel Zuid- als in Noord-Europa de basisprijzen voor warmgewalste rollen staal omhoog. Dat staat in Het Staaljournaal van Noviostaal van 13 november 2020.

Tumult bij de staalprijzen èn in de sector

Het niveau van de basisprijs die enkele fabrieken voor ogen hadden voor het vierde kwartaal is inmiddels bereikt. Warmgewalste coils voor levering in het eerste kwartaal van 2021 worden aangeboden voor 530-550 euro per ton, wat dus circa 40-50 euro per ton méér is dan zo’n drie à vier weken geleden. Tenminste dat wil zeggen wanneer er überhaupt al aangeboden wordt. Want de meeste fabrieken offreren momenteel voor levering tweede helft van het volgend kwartaal, maar er zijn ook al staalmakers die voor het gehele kwartaal uit de markt zijn gegaan omdat ze volgeboekt zijn.

De fabrieken zitten dus op rozen en kunnen eigenlijk de staalprijs dicteren. Inmiddels hoort Noviostaal ook al geluiden over diverse producenten die alweer denken aan verdere verhogingen. Kijkend naar de staalprijzen in andere continenten zou dat niet verwonderlijk zijn. In de Verenigde Staten ligt bijvoorbeeld de basisprijs voor warmgewalst materiaal boven de zevenhonderd dollar (600 euro) per ton en ook in Azië signaleren we nog steeds een stijgende trend. Europa is daarmee niet meer een echt interessant exportgebied te noemen.

Turkije

Een van de grote exporteurs naar de EU is Turkije, maar de producenten daar hebben om een andere reden een terughoudender exportbeleid gekozen. DE EU-Commissie heeft een onderzoek aangekondigd naar Turks importmateriaal vanwege mogelijke prijsdumping. Daarmee dreigt voor dit exporterend land naast de al bestaande 25 procent heffing, wanneer de eerder vastgestelde importquote overschreden wordt, nog een aanvullende heffing, die naar verluidt tussen de drie en zeven procent zou liggen.

Inkopers van Europese afnemers willen niet het risico lopen deze extra heffing te moeten betalen en dus zien zij zich gedwongen hun materiaalinkopen elders onder te brengen. Overige importaanbiedingen zijn meestal qua prijs niet interessant en/of hebben redelijk lange levertijden. Per saldo minder import dus en dat verklaart voor een deel de mooie orderportefeuilles die de EU-fabrieken hebben.

Een andere verklaring is de enorme stroom van orders die de autosector de laatste weken bij de staalfabrieken en servicecenters geplaatst hebben. Deze twee feiten tezamen hebben ertoe geleid dat levertijden van de fabrieken enorm uitgelopen zijn, dat voorraden bij servicecenters en handelaren in zeer korte tijd fors afgenomen zijn en tegelijkertijd aanvoer van nieuw voorraadmateriaal stagneert. De productie bij fabrieken en servicecenters heeft bovendien ook te lijden als gevolg van ziektemeldingen wegens COVID19. Met andere woorden: er is een beperktere productiecapaciteit wegens ontbrekend personeel.

Overheersend echter is het gegeven dat de vraag naar staal veel groter is dan verwacht, waardoor veel meer orders bij de staalproducenten geplaatst zijn dan eerder voorzien. Feit is dat vele eindverbruikers moeten vaststellen dat bepaalde materiaalsoorten en -kwaliteiten schaarser geworden zijn, zij proberen naarstig via andere bronnen hun dringend gewenst materiaal te verkrijgen. Dit alles overziende is het zeker niet onmogelijk noch onlogisch dat binnenkort nieuwe prijsverhogingen aangekondigd zullen gaan worden.

Overheidssteun

Tumultueus is ook de situatie bij de staalproducenten te noemen.
ThyssenKrupp is in overleg met de Duitse regering over een overheidssteun ter grootte van totaal vijf miljard euro, bestaande uit financiële hulp groot van circa twee miljard euro en garanties groot van circa drie miljard euro. Bijzonder hierbij is dat de support die het daarmee van de nationale overheid gaat krijgen de feitelijke financiële waarde van het concern overstijgt. Maar de nood is hoog en de Bondsregering zal zich erg gaan inspannen om het concern, dat in totaal meer dan 100.000 werknemers telt, te behouden. Of dat al dan niet in samenwerking met Liberty Steel, dat een bieding ter overname van de staaltak van ThyssenKrupp gedaan heeft, zal gaan moet nog blijken.

In Italië zijn de regering en ArcelorMittal (AM) het nog steeds niet met elkaar eens kunnen worden over hoe de toekomst van het noodlijdende staalbedrijf ILVA er uit gaat zien. Recentelijk heeft AM besloten de commerciële activiteiten van ArcelorMittalItalia en die van ILVA te splitsen. AM heeft het recht de huidige leaseconstructie tot mei 2022 in koop om te zetten. Echter staat ook in de overeenkomst dat AM van deze koop mag afzien indien de Italiaanse overheid van haar kant vóór 1 december 2020 niet de toegezegde financiële investeringen nakomt. Het lijkt er daardoor dus op dat AM ermee rekening houdt, dat de overheid er inderdaad niet in slaagt de beloftes na te komen en daarom voorsorteert op een afketsen van de overnameovereenkomst.

Als gevolg van de onrust rond ILVA zijn er al stakingen uitgebroken, onder andere bij de walslijnen in Genua. De totale productiecapaciteit van ILVA bedraagt circa 12-13 miljoen ton, maar dit jaar zal het bedrijf waarschijnlijk slechts rond de drie miljoen ton ruwstaal produceren. ArcelorMittal zelf heeft onlangs de resultaten van de Europese vestigingen bekend gemaakt en heeft over het derde kwartaal een verlies van 342 miljoen dollar (292 miljoen euro) geleden. De ruwstaalproductie daalde over deze periode in vergelijking met 2019 met zo’n 25 procent en de verkopen met twintig procent. Het concern meldt wel herstel van de vraag, maar dat is nog zeker niet tot op het niveau van vóór de aanvang van de coronacrisis.

Voestalpine (Oostenrijk) meldde over hetzelfde kwartaal een verlies van 206 miljoen euro. Een ander problematische situatie heeft zich ook ontwikkeld bij de Europese vestigingen van Tata Steel. De aandeelhouders van dit Indiase concern hebben onlangs grote zorgen geuit over het rendement van de investering, die in 2007 gedaan werd met de overname van de toenmalige Corus groep, dat voortkwam uit voorheen British Steel en de Koninklijke Hoogovens. De totale overnamesom bedroeg indertijd 6,2 miljard Britse pond (nu zo’n 6,9 miljard euro) en was de grootste intercontinentale overname ooit gemaakt door een Indiaas bedrijf. Over de jaren heen echter heeft Tata maar liefst een derde van de overnamesom, oftewel ruim twee miljard Britse pond (bijna 2,3 miljard euro ) af moeten schrijven.

Indertijd bedroeg de productiecapaciteit van de fabrieken in het Verenigd Koninkrijk en Nederland samen ongeveer twintig miljoen ton. Dat volume is in de loop der jaren ruimschoots gehalveerd tot minder dan tien miljoen ton als gevolg van sluitingen van onrendabele productielijnen in het Verenigd Koninkrijk. Voor de goede orde: Tata produceerde in thuisland India in 2007 slechts zes miljoen ton, maar dat is intussen toegenomen tot zeventien miljoen ton. Eerder zocht men voor de Europese tak naar een fusie met ThyssenKrupp Steel Europe, maar die samensmelting werd door de Europese Commissie afgekeurd. Nu schijnen er gesprekken te lopen met het Zweedse SSAB. Onduidelijk echter is of dat voor alle Europese vestigingen geldt of dat alleen over bijvoorbeeld de in Nederland gevestigde faciliteiten gesproken wordt. Immers hebben namelijk ook Chinese staalfabrikanten onlangs interesse getoond om de Engelse Tata-vestigingen over te nemen.

Hoe dan ook, de consolidatie van de Europese staalindustrie gaat al met al een boeiende en zeker ook spannende tijd tegemoet, maar wellicht is deze periode ook hèt moment om een binnen de EU al lang gekoesterde wens te realiseren, namelijk om de bestaande overcapaciteit bij de productie van ruwstaal af te bouwen.

Tegelijkertijd voedt het echter wel de onrust die bij veel eindverbruikers heerst en die is dat door al die overnames het aantal aanbieders van gewalst staal wel héél erg klein wordt.

Noviostaal geeft per 13 november 2020 de volgende indicatie voor de circa fabrieks-staalprijzen voor coils en kwartoplaat in euro per ton:

  • Warmgewalste coils: 525 – 545
  • Koudgewalste coils: 590 – 615
  • Sendzimir verz. coils: 640 – 665
  • Kwartoplaat: 540 – 555

Deze maand stijgende prijzen voor alle soorten. De stijging loopt van 15 euro per ton voor Kwartoplaat naar 35 euro per ton voor Koudgewalste coils en Warmgewalste coils en zelfs 55 euro per ton voor Sendzimir verzinkte coils ten opzichte van de staalprijzen in oktober 2020.

Noviostaal

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *