Terwijl Nederland nog steeds kampt met de gevolgen van het coronavirus, geldt voor de meeste mkb-maakbedrijven dat de productie weer op het niveau van voor de pandemie ligt. Nadat in het eerste kwartaal de binnenlandse orderpositie redelijk hersteld is, is in het tweede kwartaal ook de buitenlandse orderpositie bij veel bedrijven weer toegenomen.
Dat blijkt uit de Koninklijke Metaalunie Economische Barometer van de mkb-maakindustrie over het tweede kwartaal van 2021. Uitdagingen voor de sector liggen nu vooral op het gebied van beschikbaarheid en prijzen van de materialen. Bijna twee derde deel van de ondernemers in de mkb-maakindustrie heeft in de eerste helft van 2021 te maken met materialen die niet leverbaar zijn. Daarnaast geeft 95 procent aan dat de materiaalprijzen gestegen zijn.
Orderpositie binnenland
Het herstel van de binnenlandse orderpositie in het eerste kwartaal, zet zich door in het tweede kwartaal. Bij vier op de tien respondenten is de orderpositie binnenland verbeterd ten opzichte van het vorige kwartaal, terwijl deze bij twee op de tien bedrijven verslechterde. De waardering is in het tweede kwartaal weer wat positiever dan in het eerste kwartaal van dit jaar. Ruim 45 procent van de respondenten geeft aan tevreden te zijn, terwijl twaalf procent aangeeft ontevreden te zijn. De verwachtingen van de binnenlandse orderpositie voor het derde kwartaal liggen op hetzelfde niveau als in het vorige kwartaal. Dit is opmerkelijk omdat het derde kwartaal vanwege de zomervakantie normaal gesproken wat rustiger is dan het tweede kwartaal. 37 procent van de bedrijven verwacht een groei van de orderpositie terwijl veertien procent een afname verwacht. De gemiddelde orderportefeuille in weken is in het tweede kwartaal gestegen met ruim een week ten opzichte van het eerste kwartaal en bedraagt nu gemiddeld 10,8 weken.
Orderpositie buitenland
Van de respondenten geeft de helft aan te exporteren, tien procent exporteert tot tien procent van hun omzet, veertig procent exporteert meer dan tien procent. Van de bedrijven die meer dan tien procent van hun omzet exporteert, is het exportaandeel van de omzet gemiddeld 36 procent. De voorzichtig positieve verwachtingen aan het einde van het eerste kwartaal zijn uitgekomen. Terwijl de orderpositie buitenland in het eerste kwartaal maar weinig verbeterde ten opzichte van het kwartaal ervoor, is de ontwikkeling ervan in het tweede kwartaal positiever. Bij een op de drie exporterende bedrijven is de orderportefeuille buitenland in het tweede kwartaal toegenomen, terwijl deze bij twaalf procent van de bedrijven is afgenomen. 34 procent is tevreden en veertien procent geeft aan ontevreden te zijn, de rest is neutraal. Voor het derde kwartaal van dit jaar wordt een voorzichtige toename van de exportportefeuille verwacht. 38 procent verwacht een groei van de buitenlandse orderpositie terwijl twaalf procent verwacht dat deze zal afnemen.
Prijzen en beschikbaarheid materialen
Verhoogde in het eerste kwartaal 36 procent van de mkb-maakbedrijven de verkoopprijs, in het tweede kwartaal is dit gestegen tot 61 procent. Overigens is dit hoge aandeel al eens eerder gehaald: namelijk in het eerste kwartaal van 2008. Het verschil tussen sectoren is hierbij groot. Uiteraard heeft deze toename van de verkoopprijzen alles te maken met de spanning tussen de vraag en het aanbod van grondstoffen. Bij 95 procent van de mkb-maakindustrie zijn de inkoopprijzen het afgelopen halfjaar gestegen. De gemiddelde stijging van de inkoopprijzen was dertig procent. Voor de onderhoudsbedrijven is dit gemiddeld negen procent, terwijl voor de metaalwarenbedrijven de gemiddeld prijsstijging van de inkoop 55 procent is.
Nog vervelender dan hoge inkoopprijzen, is het niet beschikbaar zijn van materialen. Bijna twee derde van de respondenten geeft aan daar het afgelopen halfjaar tegen aan te zijn gelopen. Veertig procent van de respondenten geeft aan dat dat ze de hogere inkoopprijzen volledig heeft kunnen compenseren door de eigen verkoopprijzen te verhogen. Daarnaast geeft vijf procent aan dat de inkoopprijzen gelijk gebleven zijn. Voor meer dan de helft van de bedrijven geldt dat zij de hogere inkooprijzen niet (volledig) bij hun afnemers in rekening kunnen brengen.
Personeel
Bij de respondenten van deze Economische Barometer werken gemiddeld twintig mensen, 18,9 medewerkers met een vast contract en 1,1 met een flexibel contract. Het aandeel respondenten met meer mensen in vaste dienst heeft zich in het tweede kwartaal net zo ontwikkeld als in het eerste kwartaal van dit jaar. Zeventien procent van de respondenten heeft meer vaste medewerkers in dienst, terwijl negen procent aangeeft minder vaste mensen in dienst te hebben. Voor ingeleend personeel geldt een iets kleiner groeicijfer. Bij veertien procent nam het aantal mensen op een flexibel contract toe terwijl dit bij negen procent van de bedrijven afnam. Het aandeel vacatures blijft groeien, 55 procent van de mkb-maakbedrijven heeft medio 2021 tenminste een vacature uitstaan. Gemiddeld hebben de bedrijven 1,7 vacatures openstaan. Afgezet tegen alle medewerkers hebben de respondenten gemiddeld voor 4,7 procent van het personeelsbestand aan vacatures openstaan. De meeste bedrijven verwachten overigens niet dat ze alle openstaande vacatures het komende halfjaar kunnen invullen.
Bedrijfsresultaat
De ontwikkeling van de winstgevendheid houdt geen gelijke tred met die van de orderpositie. Terwijl de orderpositie gestaag toeneemt, blijft de ontwikkeling van de winstgevendheid hangen op het niveau van het vierde kwartaal van 2020. De belangrijkste oorzaak hiervoor zijn de hogere materiaalprijzen. Een op de drie bedrijven geeft aan een beter bedrijfsresultaat te hebben behaald dan het kwartaal ervoor, terwijl twintig procent een slechter kwartaal achter de rug heeft. Ook de waardering van het bedrijfsresultaat is na een afname in het eerste kwartaal in het tweede kwartaal iets positiever. 48 procent van de bedrijven is tevreden, terwijl twaalf procent aangeeft ontevreden te zijn over het bedrijfsresultaat.
Het verwachte bedrijfsresultaat voor het derde kwartaal van 2021 is aanmerkelijk minder positief dan een kwartaal eerder. De oorzaak hiervoor is dat de zomervakantie in het derde kwartaal valt, de kosten lopen dit kwartaal door terwijl de omzet minder is. Voor het tweede kwartaal gaf per saldo 26 procent van de bedrijven aan een beter bedrijfsresultaat te verwachten, nu geeft per saldo nog maar dertien procent aan een beter bedrijfsresultaat in het derde kwartaal te verwachten. De ontwikkeling van de winst is als gevolg van de hogere materiaalprijzen nagenoeg gelijk aan die van het eerste kwartaal van 2021 en het vierde kwartaal van 2020. Zes op de tien bedrijven draait met winst, 25 procent draait break-even en vijftien procent maakt verlies.
Investeringen in het machinepark
Na de eerste klap door de coronacrisis wordt de stemming om te gaan investeren in het machinepark in de loop van de kwartalen steeds minder negatief. Nu geeft per saldo negatief acht procent aan minder te gaan investeren. Dit is overigens minder slecht dan het langjarige gemiddelde wat negatief veertien procent is.