De Nevi PMI steeg in januari van 48.6 naar 49.6 en gaf daarmee de kleinste krimp aan in vijf maanden. Voor het eerst in zes maanden nam de productieomvang weer licht toe.
De nieuwe orders lieten de kleinste daling zien in zes maanden en hetzelfde was het geval bij de export orders. De inkoopactiviteiten namen wederom af, zij het in de kleinste mate in vijf maanden. De materiaalvoorraad nam toe en de achterstanden namen af. De daling van de voorraad eindproducten was de kleinste sinds oktober 2022 en de levertijden waren deze maand voor het eerst sinds augustus 2019 korter.
De werkgelegenheid bleef toenemen en het optimisme over de toekomst was het grootst in elf maanden. De inkoopprijsinflatie was het laagst in 27 maanden en de verkoopprijsinflatie in 23 maanden.
Nederlandse industriële productie nipt gegroeid in januari
Albert Jan Swart, sectoreconoom industrie bij ABN AMRO: ‘De Nederlandse industrie ziet de toelevering van onderdelen en materialen eindelijk verbeteren. In januari zijn de levertijden voor het eerst sinds 2019 afgenomen. En voor het eerst sinds juli vorig jaar is de Nederlandse industriële productie licht gegroeid ten opzichte van de voorgaande maand, mede dankzij de verbeterde toelevering van materialen. De algehele score van de NEVI Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie is ook verbeterd, van 48.6 in december naar 49.6 in januari.
De kortere levertijden drukken nog zwaar op de algehele score. Normaliter zijn langere levertijden een teken van groei. Toenemende bedrijvigheid leidt tot meer vraag naar materialen, wat leidt tot langere levertijden. Om die reden leiden kortere levertijden tot een lagere score van de NEVI Inkoopmanagersindex, die wordt berekend op basis van nieuwe orders (30% gewicht), productie (25%), werkgelegenheid (20%), levertijden (15%) en de voorraad ingekochte materialen (15%).
Ook nu zijn de kortere levertijden een teken van zwakke vraag. Maar aangezien de omstandigheden momenteel verre van normaal zijn, zijn de kortere levertijden eigenlijk goed nieuws. Wanneer de levertijden buiten beschouwing zouden worden gelaten, zou de NEVI Inkoopmanagersindex over januari uitkomen op 49.9, wat zou duiden op een minieme krimp van de bedrijvigheid.
Tijdens de pandemie was de vraag naar goederen abnormaal hoog. Honderden miljoenen consumenten, die met behoud van inkomen tijdens lockdowns veel vrije tijd in de schoot geworpen kregen, kochten vooral online ongebruikelijk grote hoeveelheden producten, wat leidde tot een plotselinge stijging van de wereldwijde vraag naar industriële goederen. Lockdowns en langere laad- en lostijden van grotere hoeveelheden containers leidden tot ernstige ontregeling van toeleveringsketens, wat het onmogelijk maakte aan de hoge vraag tegemoet te komen en zo leidde tot de grootste tekorten materialen ooit. Hoge containerprijzen en de grote tekorten stuwden vervolgens de inflatie, waardoor de centrale banken zich genoodzaakt zagen de rente te verhogen. Dat maakte de financiering van voorraden duurder, net op het moment dat de economische vooruitzichten als gevolg van de energiecrisis verslechterden. Intussen kwamen eerder bestelde materialen vaak met enorme vertraging eindelijk binnen, wat leidde tot overtollige voorraden. Deze opmerkelijke samenloop van omstandigheden leidde zo tot een extreem groot ‘bullwhip-’ of ‘zweepslag-effect’, het fenomeen waarbij een tijdelijk hogere vraag in combinatie met lange levertijden uiteindelijk leidt tot overtollige voorraden die vervolgens moeten worden afgebouwd.
De afbouw van overtollige voorraden verklaart grotendeels de zwakke vraag van afgelopen herfst. De huidige zweepslag is waarschijnlijk veruit de grootste in de geschiedenis, maar is naar zijn aard nog steeds een tijdelijk verschijnsel. Zodra de overtollige voorraden zijn afgebouwd, kan de vraag verbeteren. In januari nam het aantal nieuwe orders verder af, maar wel in het laagste tempo sinds augustus. De hoeveelheid ingekochte materialen en de voorraden gereed product namen ook nog af, maar slechts marginaal. Inkoop- en afzetprijzen stijgen in een trager tempo sinds begin 2021, wat duidt op afnemende inflatie. Dit alles duidt er waarschijnlijk op dat bedrijven hun overtollige voorraden bijna hebben afgebouwd en dat het ergste van de zweepslag achter de rug is.
Helaas gingen in januari twee grote namen in de Nederlandse industrie failliet. In de papierindustrie, een branche die hard wordt geraakt door de energiecrisis, zag Crown van Gelder de stroom nieuwe orders geheel stilvallen, waardoor de kasstroom opdroogde en de fabriek stil viel. Ook de nieuwe autofabrikant Lightyear is mogelijk een slachtoffer van de corona-zweepslag. De auto-industrie is uitzonderlijk hard getroffen door materiaaltekorten, wat de productie flink belemmerde, wat niet alleen door de marktleiders werd gevoeld, maar zeker door een kleine, nieuwe speler.
Hoewel de energie-intensieve branches als de papierindustrie, de basismetaalindustrie en de chemische industrie nog in een lastig parket zitten, zijn de gevolgen van de energiecrisis wel veel minder pijnlijk dan enkele maanden geleden, vooral dankzij de zachte winter in Europa. Sommige fabrieken die afgelopen zomer de productie hadden stilgelegd kunnen misschien binnenkort weer opstarten. Los daarvan ziet de nabij toekomst er voor het overgrote deel van de Nederlandse industrie een stuk zonniger uit.’