Na Duitsland is het Verenigd Koninkrijk de belangrijkste exportbestemming voor Nederland. In 2018 verdiende Nederland 25,5 miljard aan de export naar het VK, vier procent meer dan in 2017.
Dat meldt het CBS naar aanleiding van onderzoek op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De totale exportwaarde bedroeg bijna zestig miljard euro. Wanneer hierop de kosten aan geïmporteerde grondstoffen, tussenproducten, halffabricaten en import ten behoeve van wederuitvoer in mindering gebracht worden, blijft er 25,5 miljard euro over (3,3 procent van het Nederlandse bbp). De dienstenexport leverde daarbij iets meer op (13,1 miljard euro) dan de goederenexport (12,4 miljard euro). Belangrijke exportproducten van Nederlandse makelij zijn aardolieproducten, groenten, vlees en bloemen.
Landbouw, de voedingsmiddelenindustrie en de chemische industrie verdienen vooral aan het Verenigd Koninkrijk via de goederenexport van Nederlandse makelij. De tien meest aan het Verenigd Koninkrijk verdienende bedrijfstakken behalen, op het bankwezen na, een relatief groot deel van hun totale toegevoegde waarde uit de handel met het Verenigd Koninkrijk. Opslag en dienstverlening voor vervoer en landbouw zijn daarbij het meest afhankelijk van de handel met het Verenigd Koninkrijk. Respectievelijk 9,7 en 8,0 procent van de toegevoegde waarde door deze bedrijfstakken is gerelateerd aan export naar het Verenigd Koninkrijk. Het gemiddelde van alle bedrijfstakken is 3,6 procent.
Eerder schreef Vraag en Aanbod al over de gevolgen voor de export bij een Brexit.