De Nederlandse industrie moet de komende jaren versneld innoveren, inspelen op de toekomstkansen en de kans krijgen om zich te ontwikkelen tot de wereldtop in de energietransitie. Dat biedt de beste garantie op voldoende werkgelegenheid. Dit stelt de SER in het ontwerpadvies “Nationale klimaataanpak voor regionale industriële koplopers.”
“Het is van groot belang dat de industrie haar internationale koppositie gaat inzetten om de energietransitie tot een succes te maken. Op deze manier kan de industrie een grote bijdrage blijven leveren aan werkgelegenheid en welvaart in ons land en tegelijkertijd de duurzaamheidsdoelen halen”, aldus Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER. De kosten van de transitie moeten daarbij eerlijk worden verdeeld.
Bredere aanpak op vier pijlers
De SER ziet dat de discussie over de terugdringing van broeikasgassen in de industrie zich de laatste tijd vooral toespitst op mogelijke instrumenten. Deze discussie is volgens de SER te beperkt en ontneemt het zicht op de brede doelen van het klimaatakkoord. De SER brengt daarom een breder advies, dat uit vier pijlers bestaat:
- 1. versterking van de regionale aanpak;
- 2. versterking van arbeidsmarkt- en scholingsbeleid;
- 3. bevorderen van innovatie en investeringen in nieuwe technologieën;
- 4. en beprijzen van vermijdbare CO2-uitstoot om vernieuwing te versnellen.
Werken vanuit vijf clusters
Het samenhangende beleid krijgt vooral vorm in de vijf regionale energie-intensieve industriële clusters die ons land heeft, te weten:
- 1. Rotterdam/Moerdijk,
- 2. Zeeland (Terneuzen en omstreken),
- 3. Noordzeekanaalgebied,
- 4. Noord-Nederland
- 5. en regio Geleen (Chemelot).
Twaalf grote energie-intensieve bedrijven
In deze clusters bevinden zich de twaalf grote energie-intensieve bedrijven, die samen verantwoordelijk zijn voor driekwart van de industriële CO2-uitstoot in Nederland. Deze ‘grote twaalf’ hebben een spilfunctie in de hele regionale keten van bedrijven. Zij moeten de transitie vaart geven. De andere bedrijven versterken de ontwikkeling. Door de ketenrelaties werkt realisatie van koplopersposities door in de industriële omgeving maar ook ver daarbuiten, zoals levering van restwarmte voor gebouwen, CO2 aan kassen en meer groene waterstof voor elektriciteit.
De SER stelt voor dat de ‘grote twaalf’ extra inspanningen plegen en het voortouw nemen bij het maken van meerjarige industriële koploperprogramma’s met ambitieuze doelen voor CO2-vermindering. Een en ander moet worden beoordeeld en getoetst door een college van internationale experts.
Arbeidsmarkt mee-ontwikkelen
Voor een succesvolle industriële transformatie is het volgens de SER van belang dat de arbeidsmarkt profiteert van de industriële ontwikkelingen. Scholing moet aansluiten bij de nieuwe ontwikkelingen in de regionale industriële clusters. Regionale samenwerking is nodig om te zorgen dat mensen die hun baan kwijtraken door de transitie terecht kunnen op de plekken waar nieuw werk ontstaat. De ervaringen in de kolenketen kunnen daarbij als voorbeeld dienen.
CO2-heffing als prikkel
Om de industrie te stimuleren zo ambitieus mogelijk de CO2-doelen te realiseren adviseert de SER een verstandige invulling van een nationale CO2-heffing. Deze heffing kan qua systematiek aansluiten bij het Europese emissiehandelssysteem (ETS) waarin de beste presterende tien procent van de industriële bedrijven geen heffing betaalt. Deze nationale heffing moet over het vermijdbare deel van de CO2-uitstoot gaan en leiden tot de reductiedoelstelling voor de industrie, ten minste 14,3 Mton in 2030. Met de regionale koplopersprogramma’s wordt de vermijdbare CO2-uitstoot vergroot tot onder het niveau van de benchmarks.
De vormgeving van de heffing moet voor de SER te allen tijde voldoen aan de duurzaamheidsdoelen. Maar ook weglek van productie, verlies van werkgelegenheid en afname van investeringsbereidheid moeten worden voorkomen, bijvoorbeeld door onnodig investeringsruimte weg te nemen. Er moet rekening worden gehouden met de lange doorlooptijden van investeringen in de industrie om heffingen over nog onvermijdbare uitstoot te voorkomen. Door over het vermijdbare deel te heffen, worden bedrijven gepikkeld tot innovatie en het doen van nieuwe investeringen om het vermijdbare verbruik terug te dringen.
Innovatie en subsidie belangrijk
Voor echte doorbraken zijn investeringen nodig in technologieën die nu nog in de kinderschoenen staan. Daarvoor zal subsidie nodig zijn, zowel uit nationale programma’s als EU-fondsen. Elk regionaal cluster innoveert op de manier die aansluit de sterke kant van dat cluster. Die hangt nauw samen met de regionale structuur van de economie. Onrendabele toppen in investeringsplannen zijn te verlagen via exploitatiesubsidies zoals de SDE++-regeling.