De Duitse werktuigmachine-industrie verwacht een productiedaling van iets minder dan drie procent tot een nominaal bedrag van 14,8 miljard euro in 2024. ‘Zelfs na vijf jaar kan het vorige recordvolume van 17,0 miljard euro in 2018/2019 niet worden geëvenaard in nominale termen,’ stelde Franz-Xaver Bernhard, voorzitter van de VDW (Duitse Vereniging van Machinebouwers), op de jaarlijkse persconferentie van de vereniging.
Sinds begin vorig jaar zijn er duidelijke tekenen van een vertraging in de orderontvangst, wat ook een steeds grotere impact heeft op de verkoop en productie. Het goed gevulde orderboek met een bereik van ongeveer elf maanden heeft geholpen. Maar omdat knelpunten in de toelevering nauwelijks nog een rol spelen, wordt het orderboek de laatste tijd sneller verwerkt en is deze steeds minder in staat om het gebrek aan nieuwe orders te compenseren. In totaal daalden de orders in 2023 nominaal met tien procent. De daling werd gedeeltelijk afgeremd door maanden met sterkere projectactiviteiten en was daarom nog steeds beperkt. De binnenlandse vraag daalde met veertien procent, bijna twee keer zoveel als de buitenlandse vraag.
De wereldeconomie zal in 2024 nauwelijks wind in de rug geven. De groeicijfers voor het bruto binnenlands product en de investeringen dalen opnieuw ten opzichte van vorig jaar. De internationale inkoopmanagersindex wijst ook op een zwakke wereldeconomie in alle belangrijke markten, met name in de eurozone en Duitsland.
‘In feite zien we momenteel een gespleten ontwikkeling’, meldt Bernhard. Groeisectoren zoals elektromobiliteit, windenergie, medische technologie, lucht- en ruimtevaart en defensie ondersteunen vooral de projectbusiness, terwijl de standaardmachinebusiness verzwakt. Kleine en middelgrote klanten, zoals klusbedrijven, zijn onzeker en houden investeringen uit. Machineaankopen zijn ook moeilijker te financieren door de hogere rente. Bedrijven die zich in een vroeg stadium hadden voorbereid op het transformatieproces waren daarom beter in staat om de zwakke vraag tegen te gaan.
2023 afgesloten met een goed resultaat
Vorig jaar steeg de productie nominaal met naar schatting acht procent tot 15,2 miljard euro. In reële termen komt dit neer op een stijging van twee procent als gevolg van de inflatie, die gedurende het jaar gemiddeld hoog bleef. De export groeide met negen procent. De exportratio bereikte iets minder dan zeventig procent. De export werd gevoed door een groei met dubbele cijfers in Amerika. Azië en Europa daarentegen realiseerden slechts een groei met enkele cijfers. Vooral in de VS was de groei zeer dynamisch, vooral dankzij investeringen in klimaatbescherming en hernieuwbare energie. China daarentegen kende een zwakke groei door de dalende consumentenvraag en de nog steeds voortdurende crisis in de vastgoedsector. India daarentegen vertoont een steile opwaartse trend.
De binnenlandse verkoop groeide niet zo sterk met vijf procent. Dit weerspiegelt ook de zwakkere vraag bij binnenlandse klanten. Met een gemiddelde van 89,6 procent hadden bedrijven vorig jaar een goede bezettingsgraad en verhoogden ze ook opnieuw hun personeelsbestand. Eind 2023 werkten er ongeveer 66.600 vrouwen en mannen in de sector, 2,4 procent meer dan eind 2022.
Bureaucratie vormt een onevenredige belasting voor het mkb
Naast de economische trend is de regelzucht van de Duitse overheid en de EU-administratie een grote zorg voor de sector. Bernhard noemt de Supply Chain Duty of Care Act en de Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD) van de Europese Unie bijzonder ‘succesvolle voorbeelden van bureaucratiemonsters’. ‘Ze zijn een extra last voor het bedrijfsleven en vormen een onevenredige uitdaging voor kleine en middelgrote bedrijven in toch al moeilijke tijden. Bovendien bereiken ze hun doelstellingen niet tegen veel te hoge kosten,’ is zijn oordeel.
Beide wetten leggen uitgebreide documentatie- en rapportageverplichtingen op met betrekking tot de naleving van eerlijke arbeidsvoorwaarden en bestaande milieubeschermingseisen in de toeleveringsketen. ‘Zelfs als transparantie in de toeleveringsketen zou kunnen worden gecreëerd, ontbreekt het het mkb aan de marktmacht om de vereiste normen af te dwingen bij leveranciers die buiten het wettelijke toepassingsgebied vallen,’ voegt Bernhard toe. Dit doet niets af aan de noodzaak om mensenrechten en milieuaspecten in zakelijke activiteiten te respecteren. Alleen al het aanpakken van deze kwesties creëert bewustzijn. ‘Ik ben er echter van overtuigd dat het de taak van politici is om de normen effectief te handhaven.’
Volgens Bernhard is een andere ergernis de langdurige vergunningsvereisten voor export van producten voor tweeërlei gebruik. Aanvragen die snel worden verwerkt door het verantwoordelijke federale exportkantoor, lopen vast in het politieke proces in Berlijn. De verantwoordelijke commissies, die na onderzoek individuele vergunningen verlenen, komen slechts om de ongeveer drie weken bijeen en de ervaring leert dat elke aanvraag tot drie keer wordt behandeld. Tot die tijd ontvangen de aanvragers geen tussentijdse kennisgeving en kunnen ze hun klanten dus niet betrouwbaar informeren.
Zelfs in het geval van vervolgprojecten waarbij de klant al goedgekeurde machines of bestellingen van Duitse dochterondernemingen heeft gekocht, duurt de verwerking van aanvragen vaak erg lang. Het risico bestaat dat klanten weer afhaken als de fabrikant van gereedschapsmachines vaak pas zes tot acht maanden of zelfs langer na de order goedkeuring krijgt en pas kan beginnen met de productie van de machines. Dit schaadt ook hun reputatie. ‘In sommige gevallen hebben bedrijven een niet onaanzienlijk deel van hun omzet in afwachting van goedkeuring door de autoriteiten,’ zegt Bernhard. Zijn suggestie aan politici: ‘Het gaat er niet om de procedures ter discussie te stellen, maar om de doorlooptijden te verkorten, want er worden eigenlijk nauwelijks aanvragen afgewezen. Daarom zou het de moeite waard zijn om te bespreken of de commissies tijdelijk vaker bijeen moeten komen om dit knelpunt te verminderen.’