Laser Applicatie Centrum publiceert Praktijkrichtlijn Laserlassen

De eerste grote stap naar certificatie van laserlassen is gezet. Vorige week donderdag presenteerde de werkgroep onder aanvoering van lasdeskundige Geri van Krieken de Praktijkrichtlijn laserlassen met certificatieschema.

‘Er is echter nog veel werk te doen voordat de richtlijn een officiële status zal krijgen’, vertelt Paul Hartgers namens het Laser Applicatie Centrum (LAC) die samen met het Nederlands Lasinstituut (NIL) de werkgroep bemande. Hartgers denkt dat dat nog wel driekwart jaar zal duren. Er zullen auditors moeten worden opgeleid door het LAC en er zullen proefaudits moeten worden uitgevoerd waarop aanpassingen zullen volgen en dan moet het tot slot worden voorgelegd aan de Raad voor de Accreditatie (RvA).

Praktisch

Er zijn steeds meer bedrijven die een laserlasinstallatie hebben. Die bedrijven willen het laserlasproces beheersen, maar willen vooral aantonen dat ze het laserlassen beheersen. Dat willen ze voor hun klanten of voor de notified bodies zoals Lloyds, DEKRA en DHV. Met dit in het achterhoofd is op initiatief van NIL, LAC en met ondersteuning van M2i en de TU Twente én met medewerking van een veertien bedrijven en instellingen, een stuurgroep samengesteld. Zie hier de ontstaansgeschiedenis van het certificatieschema Laserlassen als onderdeel van de Praktijkrichtlijn Laserlassen .

Drie schema’s

‘De Praktijkrichtlijn Laserlassen is een heel praktische richtlijn’, zegt Geri van Krieken van Stork FDO Inoteq. Het bevat heel veel praktische informatie, over laserapparatuur, normenoverzicht, de laserlasbaarheid van materialen, lasnaadvormen, lastoortsen, toevoegmaterialen, lasonvolkomenheden (ISO 13919) en het fabricageproces. ‘Het belangrijkste hoofdstuk is hoofdstuk 15′, stelt Van Krieken. Dit hoofdstuk behandelt het certificatieschema dat onder andere eisen en criteria stelt aan alle invloedsfactoren op de laserlas en daarmee de kwaliteit van de laserlas.

Er worden drie kwaliteitsniveaus gehanteerd: Schema A voor de laserlasser die zichzelf geen eisen stelt; de laserlasser is wel verplicht hoofdstuk 14 over veiligheid na te leven. Schema B is voor laserlassers die hun beheersing van het lasproces aantoonbaar willen maken aan de klant. Hier geldt hetzelfde als voor Schema A met als extra eis dat de laserlasser moet aantonen aan welke eisen wordt voldaan. Tot slot Schema C waarin wordt geëist dat aantoonbaar moet worden voldaan aan de hele richtlijn en het certificatieschema.


‘Het is algemeen bekend dat iedere automobielproducent zijn eigen richtlijnen heeft’, vertelt Ed Mulder van voestalpine Polynorm, een van de bedrijven die betrokken was bij de totstandkoming van de Praktijkrichtlijn. ‘Wat we willen en wat niet direct zal lukken, is dat onze Praktijkrichtlijn deze afzonderlijke automotive richtlijnen gaat verdringen.’

 Praktijkrichtlijn Laserlassen.

Laser Applicatie Centrum

Nederlands Instituut voor Lastechniek