Op het gebied van lassen is veel geregeld en veel genormeerd. En dat is maar goed ook, want lassen is een moeilijk proces dat snel tot afkeur kan leiden. Anders dan bijvoorbeeld bij verspanen, wordt de kwaliteit van elke las bepaald in het lasproces zelf. En lasfouten zijn vaak niet goed merkbaar. Ook komt een deel van de lasfouten pas later aan het licht. Kortom een lastig en gecompliceerd proces dat snel kan misgaan.
Toch wordt er in de metaal enorm veel gelast. De reden daarvoor is dat lassen erg flexibel en relatief goedkoop is. Vrijwel elk metaalbedrijf heeft lasapparatuur en lassers in dienst. Maar omdat er veel gelast wordt, is de kans op slechte lassen erg groot. Zoals gesteld, de kwaliteit van elke las wordt in het proces zelf bepaald. Ook een goede lasser kan lasfouten maken, bijvoorbeeld door een slechte dag, slecht materiaal, vervuiling etc. Kortom lassers goed opleiden alleen voorkomt niet alle fouten. Een las moet ook goed ontworpen zijn en de lasmethode moet aan het te lassen materiaal aangepast worden. Lassen brengt zeer veel warmte in, in het materiaal, wat een direct negatieve invloed heeft op hogesterkte staal. Als hogesterkte staal zonder voorzorgen gelast wordt, verdwijnt de hogere sterkte direct in en om de las.
Laszorgnorm
Om de kans op lasfouten (in de laswereld spreekt men over lasonvolkomenheden) te minimaliseren, is een systeem van normering opgezet. Dit systeem wordt aangestuurd door de laszorgnorm EN 3834. Het systeem bestaat er op hoofdlijnen uit dat de lasser opgeleid en gecertificeerd wordt (dat laatste via de EN 9606 norm), dat de lasaggregaten regelmatig gevalideerd worden, dat lastoevoegmaterialen en de te lassen materialen via een attest informatie geven over de samenstelling en de sterktes en dat elk lasproces ook gecertificeerd wordt. Deze certificering levert per lasproces een WPS (Welding Procedure Specification, in Nederlands Lasmethodebeschrijving) op, eigenlijk het recept voor de las. De lasser stelt het lasaggregaat in volgens de parameters uit de WPS en legt de las ook volgens de parameters en instellingen van de WPS.
Op zich simpel, echter er is toch weer veel onduidelijkheid over lasmethoden en WPS-en. Zo moet voor elke las, bepaald door te lassen materiaal, de diktes ervan, de vorm de positie van de lasser een WPS bepaald zijn. Dat zou een enorm moeilijk verhaal zijn. Daarom werkt men met meerdere methoden van lasmethodebeschrijvingen en heeft elke lasmethode een bepaalde bandbreedte die in de normen vast ligt.
Kwalificatie
Het belangrijkste is dat voor elk type las een kwalificatie wordt bepaald (de LMK of WPQR, Welding procedure Qualification Report). Er zijn vijf methoden van kwalificatie waarbij de methode via het lastoevoegmateriaal (via de norm EN 15610) of die via een lasproef (via de norm EN 15614) het meest in de metaal voorkomen. In de genoemde normen wordt exact vastgelegd hoe de lasproef moet worden uitgevoerd, de afmetingen van het proefstuk, de methode van beproeven en het belangrijkste de bandbreedte van de parameters. Een WPQR (of LMK in het Nederlands) is dus een rapport waarin alles is vastgelegd over de kwalificatie van de las, de onderbouwing van alle keuzen en de meet- en beproevingsresultaten. Tevens ligt in de WPQR de bandbreedte van de lasparameters vast. Hiermee kan de lascoordinator voor elk lastype dat binnen deze bandbreedte valt, een WPS opstellen. De lasser gebruikt de WPS dus bij het instellen van de lasparameters en legt de las zoals in de WPS omschreven. In feite kan je de WPS opvatten als het recept voor een taart. Elke bakker kan taarten bakken, maar voor een goede taart heb je een recept nodig. Dus ook een goede lasser moet volgens de WPS lassen.
Standaardlasmethode
Nu zeggen veel mensen dat het wel erg veel papierwerk is en dit hele systeem nodeloos ingewikkeld is. Maar bedenk wel dat dit systeem opgezet is om lasonvolkomenheden en bezwijkende lassen te voorkomen. Het bezwijken van een deel van het AZ stadion toont duidelijk aan dat het niet volgen van de lasprocedures tot grote schade kan leiden. Telkens valt mij op dat mensen heel negatief over dit soort systemen zijn, terwijl elke schade en ongeval de noodzaak ervan weer aantoont. Sommige leren dat blijkbaar nooit.
Nu zijn er ook mensen die zeggen: voor eenvoudige lassen is dit toch veel te omslachtig. Dat kan en daarom is er ook de kwalificatie via de lastoevoegmaterialen (de EN 15601) of de standaardlasmethode (de EN 15612). Hier kan je een WPQR bij de leverancier van toevoegmaterialen of die van de lasaggregaten gewoon kopen. En op basis van deze gekochte WPQR’s kan je dan een WPS opstellen voor de las. Dus het systeem werkt ook voor lassen waaraan minder eisen worden gesteld. Immers deze moeten ook goed zijn en mogen niet bezwijken.
Kortom, lassen is een moeilijk proces dat altijd voor onvolkomenheden kan zorgen. Door het systeem van lasnormen goed toe te passen, kan je economisch goede lassen leggen. De praktijk laat zien dat dit systeem echt geen overbodige luxe is.