Brabant heeft zijn eigen 3D printfabriek voor metalen componenten. Zo’n kleine 200 gasten waren getuige hoe medewerkers van zeven hightech systeem suppliers en van Additive Industries het doek wegtrokken en de nieuwe printfaciliteit onthulden. De eerste metaalprinter, een SLM 280 HL is al operationeel. De tweede volgt later dit jaar. Dat wordt een Phenix metaalprinter.
Additive Industries heeft het AddLab in gebruik genomen. Hier delen zeven toeleveranciers gezamenlijk twee 3D printers en andere apparatuur. Ze worden daarnaast ondersteund door een design- en engineeringteam van Additive Industries en gaan de kennis die ze opbouwen met het 3D printen van metalen componenten met elkaar delen. Zo moet de leercurve versneld worden, aldus Daan Kersten, een van de initatiefnemers.
Toeleveranciers
De zeven toeleveranciers (foto) zijn NTS Group, KMWE, FMI Group, MTA, Philips Innovation Services, Frencken Europe en Machinefabriek De Valk. Elk van hen heeft 300.000 euro op tafel gelegd voor zowel de inrichting als de operationele kant van het AddLab. Volgens Jonas Wintermans, mede-oprichter, brengt deze samenwerking de bedrijven verder dan waar ze elk in hun eentje kunnen komen. Hij noemt de samenwerking in de Brainportregio een voorbeeld hoe goed hightech bedrijven in deze regio kunnen samenwerken.
Twee machines
Tegen het eind van het jaar moeten twee 3D printers voor metaal operationeel zijn. Nu al staat er een SLM 280 HL, de lasersmeltmachine die de Duitse fabrikant vorig jaar op EuroMold heeft geïntroduceerd. Bijzonder hieraan is dat deze over de zogenaamde double beam technologie beschikt: naast de 400 W laser is er een tweede 1 kW fiberlaser geïntegreerd, die tegelijkertijd kan werken voor een snellere opbouw. De tweede printer wordt een Phenix PXL, die geleverd wordt CNC Consult.
De keuze voor deze machine is ingegeven door de nauwkeurigheid waarmee de metalen werkstukken worden opgebouwd. De Franse fabrikant gebruikt fijner poeder (8 µm) en positioneert het poeder anders. Hierdoor krijg je een hogere detaillering. De participanten in het AddLab hebben met een zelf ontwikkeld benchmark werkstuk de belangrijkste aanbieders van machines voor 3D metaalprinten vergeleken met elkaar. ‘Daarbij hebben we ook gekeken naar de bereidheid kennis te delen en met ons toepassingen te ontwikkelen’, zegt Daan Kersten. In de toekomst komt er misschien nog een derde machine bij. Die zou dan in plaats van een laserstraal een elektronenstraal gebruiken om het metaalpoeder te smelten.
Eigen printer?
De ambities van Additive Industries reiken echter verder dan alleen het delen van kennis en ervaring rond additive manufacturing van metalen componenten. Men is namelijk ook bezig om zelf een nieuwe generatie industriële, volledig geautomatiseerde 3D printstraat voor metalencomponenten te ontwikkelen. Dat gebeurt samen met de hightech toeleveringsindustrie in de regio rond Eindhoven. Het thema 3D printen leeft daar sterk, wat duidelijk merkbaar was tijdens het druk bezochte eerste Additive World seminar dat voor de officiële opening plaatsvond.
Professor Jean-Pierre Kruth van de KU Leuven, een van de pioniers in deze sector, denkt dat een aantal zaken die tot nog toe een echte doorbraak in de weg hebben gestaan, de komende tijd opgelost worden. Zo heeft men in Leuven samen met SLM een systeem ontwikkeld om tijdens het printen het proces te bewaken, zodat je kunt aantonen dat elke laag correct is opgebouwd. Hij verwacht eveneens dat de prijzen van metaalpoeders gaan zakken, nu de markt tot ontwikkeling komt. En cyclustijden kunnen omlaag doordat er snellere machines komen en doordat je in één batch honderden producten tegelijk print. Professor Kruth gelooft overigens niet dat iedereen straks een eigen 3D printer voor kunststof onderdelen thuis heeft staan. ‘We zijn niet allemaal producent. Wel zullen er 3D printshops komen, zoals je ook copyshops hebt.’