CNV Hout en Bouw gaat bij de komende cao-onderhandelingen uit van een loonstijging van 3,5 tot 4 procent, afhankelijk van de sector. De vakcentrale CNV gaat echter vooralsnog uit van 1,5 tot 3,5 procent.
De vakcentrale kiest voor deze breedte vanwege de onzekere economie. Volgens voorzitter René Paas is er per sector maatwerk nodig en moet er nu juist ruimte zijn om in te spelen op specifieke omstandigheden in bedrijven. Het gaat ook om werkgelegenheid, scholing en bijvoorbeeld loopbaanmogelijkheden. Volgens Paas valt dit soort afspraken niet centraal te dicteren.
CNV Hout en Bouw-bestuurder Maarten Post is niet van plan lager te gaan zitten, omdat er veel argumenten zijn vast te houden aan de 3,5 procent. Zo is de inflatie dit jaar duidelijk hoger dan hij verwachtte toen de cao werd afgesloten. Dat betekent een lagere koopkracht. Ook ziet Post de diverse pensioenfondsen de premies verhogen, wat ook de koopkracht aantast.
‘Verder moet je niet uitsluiten dat de WW-premie voor werknemers die komend jaar naar nul gaat, bij een groter beroep op de WW weer betaald zal moeten worden’, zo liet Post weten. Dit komt wel overeen met de ideeën van de vakcentrale die ook koopkrachtverbetering voorstaat. Met deze looneis zit de christelijke bouwbond op één lijn met FNV Bouw. Deze liet al eerder weten vast te houden aan 3,5 procent.