De Rijksoverheid heeft onlangs aangegeven voor de volle honderd procent ‘duurzaam’ in te kopen, gemeenten zullen 75 procent van hun uitgaven voortaan besteden aan duurzaam geproduceerde goederen, en waterschappen en provincies hebben de verplichting minstens vijftig procent van hun aankopen duurzaam in te kopen. ‘Het bedrijfsleven moet hierop inspelen’, vindt de beleidsadviseur. ‘Zij die qua duurzaamheid rekening houden met de factoren ‘people’ (arbo en sociale omstandigheden), ‘profit’ (een bedrijf heeft uiteindelijk alleen maar overlevingskansen als het ook winst blijft maken) en ‘planet’, hebben straks een streepje voor. Bij ‘planet’ moet je trouwens denken aan het milieu, aan de ecologische ‘footprint’ die je achterlaat.’ Zij die door de gehele keten de milieudruk minimaliseren, zullen de strijd winnen, zo blijkt uit zijn woorden. ‘Niet alleen voor wat betreft de overheidsbestedingen, maar ook als bedrijf an sich. Er zal uiteindelijk een tijd komen waarin duurzaam produceren heel gewoon is, waarin het geen unique sellingpoint meer is, maar gewoon de gebruikelijke standaard. Tot die tijd heb je als bedrijf, wanneer je nu al met duurzaamheid aan de slag gaat, een streepje voor. Die positie moet je benutten.’
Veertig miljard euro
De Nederlandse overheid besteedt jaarlijks een bedrag van zeker veertig miljard euro aan zaken als kantoormeubelen, kantoorpanden, onderhoud, bussen, wegen. ‘Voor bepaalde zaken moet de overheid, vanwege de hoogte van de investering, Europees aanbesteden’, vertelt Van Beek. De overheid kan kiezen tussen twee methodes: laagste prijs en economisch meest voordelige inschrijving (EMVI)‘ Bij de tweede methodiek zal niet uitsluitend de laagste prijs, van doorslaggevend belang zijn maar wordt rekening gehouden met o.a. kwaliteit, gebruikskosten, klantenservice en duurzaamheid.’ Nederlandse bedrijven zullen dus nog steeds met partijen (uit verschillende landen) de concurrentie aan moeten gaan, maar zij die tot nu toe nog niet duurzaam produceerden, vallen, ook is hun prijs gunstig, buiten de boot. De inkoper kijkt straks naar de totale balans van prijs en duurzaamheid. ‘De overheid hoopt, door hiermee het voortouw te nemen, dat het bedrijfsleven zich bewust wordt van haar eigen verantwoordelijkheid voor het milieu. Deze bewustwording zal door de gehele keten moeten weerklinken, want je kunt natuurlijk niet gebruikmaken van goedkope onderdelen die in het verre buitenland zijn gekocht en waarvan, bij de productie, volledig voorbij werd gegaan aan duurzaamheid.’ Oog voor het milieu, arbeidsomstandigheden van personeel; het zijn zaken die met duurzaam inkopen zullen gaan groeien, zo verwacht Van Beek.
Total cost of ownership
Volgens de nieuwe methodiek wordt men niet alleen op een gunstige prijs, maar ook op duurzaamheidseisen getoetst. ‘Niet alleen deze ‘eisen’, maar ook aanvullende ‘wensen’ spelen een rol bij het gunnen van aanbestedingen. Denk bijvoorbeeld aan het aanschaffen van bussen. De eis van de overheid is dat die aan de Euro-4 norm moeten voldoen, maar de wens is dat ze ook al voldoen aan de Euro-5 norm. Hoe meer je als aanbieder aan de wens voldoet – en toch nog een scherpe prijs neerlegt -, hoe meer kans je maakt op de opdracht. Toch betekent het niet dat de overheid altijd voor de meest milieuvriendelijke oplossing zal gaan. De inkoper zal uiteindelijk ook op de prijs letten.’
Echter: anders dan voorheen zal nu ook het Total Cost of Ownership plaatje worden meegenomen. ‘Er wordt nu dus ook heel goed gekeken naar wat de onderhoudskosten van iets zijn, want een lage aanschafprijs kan er toch ook vaak in resulteren dat de kosten gaandeweg steeds hoger oplopen. Waar een iets hogere aanschafprijs uiteindelijk een besparing op termijn kan opleveren.’ Een punt waar innoverende bedrijven, bijvoorbeeld op het gebied van energiebesparing in het verleden al vaak op hamerden. Hun oplossingen waren (iets) duurder in de aanschaf, maar leverden op termijn wel een grotere besparing op. Toch werd daar bij aanbestedingen doodleuk aan voorbij gegaan. ‘Inkopers waren hier vaak blind voor en kozen de goedkoopste oplossing, waarna bijvoorbeeld de gebruiker van het pand werd geconfronteerd met een jaarlijks veel hoger exploitatiekostenplaatje dan wanneer de inkoper had gekozen voor de iets duurdere variant met een betere total cost of ownership.’ We weten allemaal, verstandelijk geredeneerd, dat dit verkeerde zuinigheid is, maar zo was de praktijk nu eenmaal. Met de nu duidelijk uitgesproken intentie van de overheid kan ook deze kortzichtige praktijk overboord gegooid worden.
Concurrerend
Van Beek roept ondernemers op een duurzaam product te maken tegen een concurrerende prijs. ‘Vergelijk het met biologische groente en regulier geteelde groente. Het eerste is nog steeds significant duurder, zodat de massa toch blijft kiezen voor het regulier geteelde voedsel. Maar zodra er nauwelijks nog een prijsverschil is, zullen meer mensen kiezen voor de duurzame variant.’ De overheidsaanbestedingen kunnen een stimulans zijn om dit, binnen de technologische industrie te bewerkstelligen. ‘Je kunt je voorstellen dat de overheid als launching customer besluit toch voor bepaalde duurzame zaken te kiezen, waardoor de innovatie- en ontwikkelingskosten voor een belangrijk deel, via de aankoop, door de overheid gedragen worden. Hierdoor kan een bedrijf het product, vanwege de snelle terugverdientijd, weer scherper geprijsd aan de massa aanbieden.’
Strenge controle
Wel vindt de beleidsadviseur dat het de taak van brancheverengingen is om de overheid te blijven overtuigen van de dynamiek van het keuzeproces. ‘Men moet niet in lijstjes gaan denken en simpelweg gaan afvinken waar bedrijven aan voldoen, maar deze ‘eis- en wensenlijstjes’ steeds mee laten groeien met de ontwikkelingen, die natuurlijk ook niet stil staan. Het is immers nooit een star en statisch proces.’ Ook mag de overheid nooit de vijver waarin zij vist al te krap laten zijn. Steeds opnieuw zullen andere, nieuwe partijen toegelaten moeten worden. ‘Tevens zal men een goed controlebeleid moeten voeren. Bedrijven die claimen dat ze duurzaam produceren, maar dat niet blijken te doen, moeten aangepakt worden. Uiteindelijk kunnen bedrijven, als hen een aanbesteding wordt gegund, dit ‘predicaat’, deze aanbeveling, weer gebruiken als referentie en zo naar de markt toe duidelijk communiceren dat men daadwerkelijk duurzaamheid hoog in het vaandel heeft staan. Immers: je hebt een unique selling point in handen wanneer je kunt zeggen dat ook de overheid, gezien haar duurzaamheidseisen, bij je inkoopt.’
Het gebruik van robots in fabrieken over de hele wereld blijft in hoog tempo doorgaan:…
Het aantal vacatures nam in het derde kwartaal af met vijfduizend en het aantal werklozen…
De Koninklijke Marine staat voor de uitdaging om zijn vloot te onderhouden, waar die zich…
Soms sta je raar te kijken. Op een gewone dinsdagochtend zei mijn secretaresse dat ze…
Uit onderzoek van Reichelt Elektronik blijkt dat ruim 45 procent van de bedrijven van plan is binnen…
Jörg Machines, fabrikant van plaatbewerkingsmachines, opent in februari 2025 opnieuw haar deuren voor een exclusieve…