De bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse industrie zijn in februari gestabiliseerd. Als we verder kijken dan het neutrale Nevi PMI®-cijfer, zien we dat een hernieuwde stijging van het aantal nieuwe orders de bedrijven niet ertoe heeft aangezet om hun productieomvang in februari te vergroten. Er was daarnaast sprake van een aanhoudend zwakke vraag op de exportmarkten. De hoofdindex PMI van 50.0 wijst op neutraal ondernemersklimaat.
Een verdere afname van de hoeveelheid ingekocht materiaal droeg bij aan het uitvoeren van plannen voor voorraadvermindering bij de bedrijven, al was deze daling kleiner dan vorige maand. De aanhoudende daling van de inkoopactiviteiten verlichtte de kostendruk echter niet en de inkoopprijsinflatie was het grootst in meer dan twee jaar. Ook de verkoopprijzen stegen fors.
De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft en wordt samengesteld op basis van indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.
De hoofdindex kwam in februari op 50.0 uit, vergeleken met 48.4 in januari, wat erop wijst dat de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse productiesector onveranderd waren. Hiermee komt een eind aan een periode van krimp van zeven maanden. De aanhoudende dalingen van de materiaalvoorraden, werkgelegenheid en productieomvang compenseerden precies de groei van het aantal nieuwe orders en de langere levertijden (wat doorgaans wijst op druk op de vraag in de toeleveringsketens).
Het aantal nieuwe orders steeg in februari voor de eerste keer in acht maanden, al bleef deze stijging beperkt. Dit was deels het gevolg van de instroom van nieuwe projecten. Alle drie onderzochte subsectoren lieten een hernieuwde groei zien van het aantal nieuwe orders, al was deze groei in de subsectoren consumptiegoederen en halffabricaten gering.
De stijging van het aantal nieuwe orders was echter vooral afkomstig uit de binnenlandse markt, aangezien de buitenlandse verkoop opnieuw daalde, zij het in mindere mate dan vorige maand. Ondanks de grotere algemene vraag verlaagden de Nederlandse fabrikanten in februari opnieuw hun productievolume. Deze daling was matig en de kleinste in de huidige periode van krimp van acht maanden.
Tegelijkertijd leidde de lagere productieomvang tot verdere dalingen van zowel de inkoopactiviteiten als de materiaalvoorraad. Net als het geval was bij de productieomvang, waren deze dalingen in februari minder groot dan de maand ervoor. De bedrijven die wel materialen inkochten, maakten melding van langere gemiddelde levertijden. De verslechtering van de prestatie van leveranciers werd toegeschreven aan grondstoftekorten en vertragingen in de scheepvaartroutes.
Ondanks de lagere vraag naar materialen, nam in februari de gemiddelde kostendruk toe. De inflatiedruk was naar verluidt het gevolg van hogere personeels- en grondstofkosten, wat deels verband hield met de (huidige en voorgestelde) invoerrechten. De inflatie was fors en het hoogst in meer dan twee jaar. In een poging om een deel van de kostendruk aan klanten door te berekenen, werden de verkoopprijzen in vergelijkbare, maar iets lagere mate verhoogd dan vorige maand.
De hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk daalde wederom en in grotere mate dan vorige maand. Dit omdat de bedrijven voldoende capaciteit hadden om orders af te ronden, ondanks de verdere daling van de werkgelegenheid. Sommige bedrijven maakten melding van een wervingsstop en het niet vervangen van vertrekkende personeelsleden. Het banenverlies was bescheiden en vergelijkbaar met dat van januari.
Vooruitkijkend naar het komende jaar hadden de Nederlandse producenten er vertrouwen in dat de productieomvang zal stijgen ten opzichte van het huidige niveau. Het percentage optimisten overtrof ruim het aantal pessimisten (respectievelijk 45% en 7%). Dit vertrouwen was historisch gezien hoog en vergelijkbaar met dat van januari. De positieve stemming werd door de panelleden toegeschreven aan gunstige groeiprognoses en een verwachte verbetering van de marktomstandigheden.
‘Hoewel de Nederlandse industrie de productie in februari verder verlaagde, worden de eerste groene scheuten zichtbaar’, aldus Albert Jan Swart, sectoreconoom industrie bij ABN AMRO. ‘Het herstel is wel onzeker door het grillige gedrag van Donald Trump. Er bestaat een duidelijk risico op een handelsoorlog en het is mogelijk dat deze onzekere situatie ondernemers kopschuw maakt bij het nemen van investeringsbeslissingen. Dat kan de vraag naar bijvoorbeeld machines onder druk zetten. De Europese Commissie presenteerde vorige week veel nieuwe voorstellen om de concurrentiepositie van de Europese industrie te verbeteren. De Commissie wil lidstaten de mogelijkheid geven de belasting op elektriciteit te verlagen en de snel stijgende kosten voor elektriciteitsnetten deels uit de begroting financieren. Het blijft overigens de vraag of Den Haag de energie-intensieve industrie meer financiële steun zal bieden. Op dit moment zijn de nettarieven voor de Nederlandse industrie veel hoger dan die in omliggende landen, en krijgen industriële bedrijven in die landen ook nog ruime compensatie voor CO2-heffingen.’
Met een mini-campagne rond drie jonge metaaltalenten zet OOM de komende maanden werken en groeien…
In Brussels Expo vindt van 26 tot en met 28 maart de tweejaarlijkse Machineering-beurs plaats,…
WMS Machinery is een samenwerking aangegaan met Adira uit Portugal voor de distributie en service…
Volgens onderzoek van PwC leveren 6 sectoren in de basisindustrie een cruciale bijdrage aan onze…
Industrie 4.0 biedt ongekende kansen voor innovatie en economische groei. Industriële systemen zijn steeds slimmer…
Materialise, specialist in additive manufacturing (AM), opent een Aerospace Competence Center bij de Technische Universiteit…