In het thema Zakendoen in Europa – deze week bij de krant Vraag en Aanbod – gaat beleidssecretaris Internationaal Ondernemen bij de Koninklijke Metaalunie, Paul Verlinden, in op de vele mogelijkheden en aanstaande mogelijkheden voor de Nederlandse maakindustrie.
Zo is Verlinden lovend over Duitsland – ‘daar zit nog veel potentie’ – en voorziet hij dat zowel Zwitserland als Frankrijk voor de Nederlandse industrie nog veel kunnen betekenen: ‘Deze wat meer gesloten landen zien de Europese perspectieven.’ Verder bespiegelt hij de meest kansrijke markten en geeft hij aan waar startende ondernemers in het ‘exportveld’ op moeten letten en vooral wat ze niet moeten doen.
Afhankelijk van export
‘Export is essentieel voor Nederland. Kijk maar naar de cijfers. 50 procent van onze totale Nederlandse export gaat naar Duitsland en België. 28 procent van deze 50 wordt bij onze oosterburen gedaan. En dat praat je over een enorme impact. Export in zijn algemeenheid is belangrijk voor de NL-bedrijven. Dat heeft zeker ook zijn invloed gehad als je kijkt naar de afgelopen periode van economische recessie. Bedrijven komen er in elk geval ruiterlijk voor uit en hebben gemerkt dat als ze geen export hadden gehad, het bedrijf het waarschijnlijk niet had gered’, weet Verlinden.
Maar als je nu als bedrijf wilt gaan starten als exporteur, moet een aantal zaken scherp worden neergezet. ‘Allereerst is een goede voorbereiding cruciaal. Het kost een ondernemer dus veel tijd en geld. Bovendien heb je een lange adem nodig. Ook zal je naar alle waarschijnlijkheid niet de eerste keer gaan scoren.’
Strak en zakelijk
‘Laat ik beginnen met Duitsland, een groot land met vele mogelijkheden. En het ligt lekker dichtbij. De Duitsers houden van ondernemers die zich uitstekend hebben voorbereid, die weten wat ze te bieden hebben en die ook op de hoogte zijn van hun bedrijf. Daarnaast vinden ze overtuigingskracht een positief aspect. Het gaat de Duitsers ook om hoogwaardigheid en goede kwaliteit van de producten. In zijn algemeenheid hebben de inkopers weinig tijd, dus je moet tijdens het eerste gesprek er wel direct ‘staan’. Kortom, bij Duitse ondernemingen moet je zeer goed beslagen ten ijs komen, anders maak je geen schijn van kans.’ Het machtig zijn van de Duitse taal is overigens wel een voorwaarde.
Het volledige interview – en veel meer over het Zakendoen in Europa – in de krant van deze week (11, 17 maart 2011).