Europese machineindustrie kampt ook met europrobleem

Nu de eerste helft van 2012 erop zit, geven de halfjaarcijfers van (beursgenoteerde) machinebouwers een aardig inzicht in hoe het ervoor staat in deze sector. Cijfers van VDW en Ucimu en de ontwikkelingen in de automobielindustrie laten zien dat het europrobleem ook het probleem van een aantal Europese industrielanden is.

Trumpf

Trumpf is nog steeds een familiebedrijf. Maar een van de grootste machinebouwers ter wereld beseft dat bij zo’n positie vandaag de dag transparantie hoort. Onlangs maakte de concernleiding bekend dat eind juni het gebroken boekjaar 2011/12 is afgesloten met een recordomzet: 2,325 miljard euro . Liefst 15 procent meer dan het voorafgaande jaar. Hiermee laat het concern het record uit 2007/2008 achter zich. Ook de orders namen toe tot een totale waarde van 2,35 miljard euro. Eveneens meer dan een jaar eerder. De winst wordt pas in het najaar bekendgemaakt. ‘Maar we verwachten een resultaat dat beter is dan dat van vorig jaar’, aldus Nicola Leibinger-Kammüller, bestuursvoorzitter. Toen verdiende Trumpf voor belastingen 185 miljoen euro.

Gildemeister

Gildemeister, fabrikant van verspanende machines, heeft de cijfers over de eerste zes maanden van het jaar bekendgemaakt. Ook recordcijfers, met een omzet tot nog toe van 1,188 miljard euro. De vergelijking tussen de eerste twee kwartalen van dit jaar geeft inzicht in hoe de markten zich ontwikkelen. Azië, Oost-Europa en Amerika blijven het goed doen. Hier groeit de waarde van de nieuwe orders die Gildemeister afsluit. In Europa is de vraag naar de machines ingezakt. De machinebouwer uit Bielefeld doet het relatief nog beter dan het gemiddelde, want volgens de VDW daalde de orderinstroom van de Duitse machinebouwers tot eind mei met 14 procent, terwijl Gildemeister nog een plus van 6 procent noteert. Vooral dankzij een groei van het aantal orders buiten Europa met 18 procent. In een toelichting laat de concernleiding doorschemeren bezorgd te zijn over de ontwikkelingen. Met name in Zuid-Europa ziet men terughoudendheid. Voorzichtig positief blijft men over de tweede helft van het jaar, mits de euroschuldencrisis geen roet in het eten gooit.

AgieCharmilles

Georg Fischer, het moederconcern van AgieCharmilles, heeft ook halfjaarcijfers gepresenteerd. Yves Serra, ceo van het Zwitserse industrieconcern dat ook actief is in de automotive en pipingindustrie, noemt de marktontwikkelingen in Europa ‘stroperig’. Met een totale omzet van 1,87 miljard CHF zit het concern op het niveau van vorig jaar. China is met 3 procent gegroeid, Amerika met 11 procent en Europa is 1 procent gedaald. De machinebouwdivisie, AgieCarmilles, is in de eerste jaarhelft gegroeid met 2 procent tot 398 CHF, vooral doordat de producten in Azië gevraagd zijn en daar de productie in de Chinese fabrieken op stoom komt.

Italië: forse daling

En dan de Italiaanse machinebouwers. Terwijl de Duitse machinefabrikanten nog alle zeilen moeten bij zetten om de productie bol te werken en de VDW op groei rekent, kwam UCIMU (de Italiaanse koepelorganisatie) met alarmerende berichten. De instroom van nieuwe orders in het tweede kwartaal is met meer dan 20 procent ingezakt. Op zich hoeft dit niet alarmerend te zijn, ware het niet dat de Italiaanse machine-industrie zich niet hersteld heeft van de vorige crisis. Dat geeft zo’n cijfer een andere dimensie. Waar de Duitse machinebouwers dicht tegen of sommige zelfs boven de records van 2008 zitten, staat de index voor de Italianen op 71,5. En dan te bedenken dat 2005 het startpunt was. Met andere woorden: de Italiaanse machinebouw als geheel wordt dus heel ver teruggeworpen. Misschien wel 15 jaar! De binnenlandse vraag bedraagt momenteel slechts de helft van die in 2005. Maar de Italianen scoren niet alleen op de thuismarkt slecht. De exportvraag is in vergelijking met vorig jaar met liefst 23 procent ingezakt. UCIMU pleit daarom bij de regering voor ondersteuning van de machinebouwers bij hun internationalisering.

Auto-industrie

Zo’n overheidssteun willen ook de Italiaanse en Franse autoconstructeurs. FIAT probeert via een CO2-heffing de dure bolides van BMW, Mercedes en Audi zoveel duurder te maken dat de kleine FIAT-jes meer verkocht gaan worden. De Italiaanse constructeur probeert daarnaast via Europa de Duitse concurrentie te laten meebetalen voor sluiting van Italiaanse fabrieken om overcapaciteit uit de markt te nemen. Ondertussen heeft de Franse regering van president Hollande een plan bedacht om de nationale auto-industrie te steunen met extra subsidies voor elektrische auto’s en extra heffingen op wagens die veel CO2 produceren. Hollande’s bewindslieden spreken zelfs over de-globalisering als de oplossing voor alle problemen van Frankrijk. Wie hier de rekening voor betaalt, mag duidelijk zijn. Ondertussen waarschuwt een analist van de Zwitserse bank Credit Suisse in het Duitse Handelsblatt voor nationalistische tendensen. Als deze plannen doorgaan, verwacht hij volgend jaar in de totale Europese auto-industrie een enorme ‘knal’, met alleen maar verliezers. In hetzelfde artikel zegt een spreker van Schultze & Braun, een Duitse curator die faillissementen afwikkelt, dat zich bij de toeleveranciers aan de auto-industrie een golf aan problemen aandient. De reserves zijn bij de meesten uitgeput; de OEM’ers blijven hun leveranciers onder druk zetten en liquiditeitsproblemen dreigen. Geschat wordt dat een kwart van de Duitse toeleveranciers geen winst meer maakt, of zelfs rode cijfers schrijft.

De moraal

Welke parallel zie je zowel in de machinebouw als de automobiel met de eurocrisis? Duitse OEM’ers (Opel niet meegeteld, want dat heeft net zulke problemen als de Franse constructeurs) in zowel de auto- als de machine-industrie hebben tijdig ingezien dat de groeimarkten buiten Europa liggen. Ze hebben hun bakens verzet. Niet voor niets heeft de VDW (Duitse machinebouwers) bijvoorbeeld een actieve ondersteuning voor haar leden in China opgezet. Bedrijven als Trumpf, Gildemeister en ook veel kleinere machinebouwers hebben de voorbije jaren kunnen herstellen van de klappen van de crisis van 2009 doordat hun producten gevraagd waren in Azië en zij daarop hebben ingespeeld. Dat heeft ook hun activiteiten in Duitsland doen groeien. Die slag hebben de Italiaanse machinebouwers niet verloren, ze hebben die slag nauwelijks gemaakt. Net zoals de Franse automobielproducenten dachten dat ze konden volstaan met vooral op Zuid-Europese markten actief te zijn. Met andere woorden: consolideren wat je hebt en niet hervormen. Is dat niet precies het europrobleem in de Zuid-Europese landen?

Cecimo bezorgd

CECIMO-president Martin Knapp toonde zich onlangs al bezorgd over de trend van de Europese machinebouwindustrie in zijn algemeen. Zeker omdat het tegelijkertijd hier ontbreekt aan een duidelijke visie op de maakindustrie. ‘Tegenover de pro-actieve maatregelen elders in de wereld, zien we in Europa een afspraak van de industriële basis, wat betekent stijgende werkloosheid en het gevaar dat we afhankelijk worden van andere landen’, aldus de CECIMO-president.

Miljoenen

De familie Leibinger, eigenaar van Trumpf, zal dik tevreden zijn met het vooruitzicht dat de winst boven die van vorig jaar uitkomt. Een beloning voor het feit dat ze tijdens de crisisjaren tientallen miljoenen euro’s extra privévermogen in de onderneming hebben gestoken om door te kunnen blijven groeien. Die strategie rendeert. Gelukkig voor de familie Leibinger is ze aan de Duitse belastingwetgeving onderhevig. Want was het een Franse familie geweest, dan hadden ze bij president Hollande op visite mogen komen om een flink deel van hun winst af te dragen. Zo doet hij dat. De rijken als ze succes hebben extra laten betalen. Oh ja, Trumpf heeft vorig jaar behalve veel geld verdiend ook 1.000 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd. Vooral in Duitsland.

VDW

UCIMU

Trumpf

Gildemeister

AgieCharmilles