De technologische industrie is als exporterende sector de drijvende kracht van de Nederlandse economie. De producten en diensten van deze bedrijven worden verkocht over de gehele wereld. Uit het recent gepubliceerde FME Onderzoek Internationaal Ondernemen 2016 blijkt dat meer dan de helft van de omzet van de bedrijven uit de technologische industrie komt uit export naar gemiddeld 21 landen.
De top drie van landen waarnaar wordt geëxporteerd zijn onze directe
buren: Duitsland (61 procent), België (36 procent) en Verenigd Koninkrijk (33
procent).
FME-voorzitter Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink: ‘Dankzij vrije handel en
standaardisatie van producten kunnen de Nederlandse technologische bedrijven
zonder veel barrières zakendoen in Europa. Juist daarom ben ik bezorgd over de
Brexit. Van onze leden heb ik ook al veel bezorgde signalen ontvangen. Het
besluit van de Britten dreigt een lange periode van onzekerheid te brengen en
kan de export negatief beïnvloeden. De technologische industrie is kwetsbaar,
omdat het Verenigd Koninkrijk de derde handelspartner is. Het CPB heeft
becijferd dat het productieverlies voor onze sector kan oplopen tot 1,6 procent.
Door het afsluiten van een goed handelsakkoord kan dit met 40 procent gedempt
worden. Gedurende de onderhandelingen met de Britten zullen wij, als
ondernemersvereniging voor technologische industrie, politici en bestuurders
blijven wijzen op de belangen van vrije handel en standaardisatie. Minister
Ploumen heeft inmiddels toegezegd om met FME in gesprek te gaan over de
gevolgen van de Brexit voor de maakindustrie en de te nemen stappen.’
Handelsbarrières
Zakendoen over de grens gaat natuurlijk niet altijd zonder slag of stoot.
Onvoldoende marktkennis, tijd en mankracht, hoge importtarieven, gecompliceerde
wet- en regelgeving zijn handelsbarrières en knelpunten die bedrijven uit de
technologische industrie ervaren. Het FME Onderzoek Internationaal Ondernemen
2016 maakt inzichtelijk dat handelsbarrières en knelpunten vooral worden
ondervonden in landen buiten de Europese Unie. China (19 procent), Brazilië (16
procent), Rusland (15 procent) en Verenigde Staten (9 procent) worden als
grootste ‘barrièrelanden’ gezien. De grootste hinder voor internationaal
zakendoen ondervinden de bedrijven bij de grens. Als grootste knelpunt voor
internationaal ondernemen (49 procent) geven ondernemers invoerbelemmeringen en
douaneprocedures aan. Dezentjé: ‘Vrije handel tussen landen voorkomt
kostenopdrijvende en tijdrovende procedures aan grenzen. Uiteindelijk heeft de
consument daar baat bij, want deze kosten zullen in het eindproduct berekend
worden en dus door de consument worden betaald. Het opwerpen van nieuwe barrières
tussen de EU-landen en een onafhankelijk Verenigd Koninkrijk is alleen al
daarom zeer onwenselijk.’