Globalisering van de technologische industrie raakt in een stroomversnelling. Steeds vaker worden onderdelen van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland verplaatst, meestal productie, maar ook R&D en sales. Dit blijkt uit een enquête van FME waarin 352 CEO’s van lidbedrijven zich uitlaten over hun keuzes rond export, innovatie en werkgeverschap.
FME-voorzitter Jan Kamminga: ‘Het herstel van de Nederlandse economie wordt gedragen door de export, waaraan onze industriële bedrijven een aanzienlijke bijdrage leveren. Onze bedrijven opereren in een steeds verder globaliserende wereld en verplaatsen ook steeds meer bedrijfsactiviteiten naar het buitenland. Dat heeft dat gevolgen voor de economische activiteit in Nederland en stelt eisen aan onze flexibiliteit.’
De enquête is gehouden in de aanloop naar het FME Jaarcongres 2010: ‘De motor van economisch herstel. De technologische industrie als werkgever, innovator en exporteur’, gisteren in Nijkerk.
FME-enquête
Uit de enquête blijkt dat een derde van de bedrijven in de technologische industrie plannen heeft om op korte termijn activiteiten te verplaatsen naar het buitenland. Daarbij worden loonkosten door 80 procent als doorslaggevende beweegreden genoemd. De nabijheid van de afzetmarkt en de beschikbaarheid van personeel ter plaatse zijn ook belangrijke redenen.
Flexibele arbeidskrachten
In Nederland zelf wordt het personeelsbestand, ondanks de toenemende krapte op de arbeidsmarkt, steeds meer ingevuld met flexibele arbeidskrachten. Driekwart van de respondenten op de FME-enquête geeft aan daarvoor te kiezen, nu hervorming van het ontslagrecht en de WW uitblijft.
Een derde van de ondernemers in de technologische industrie neemt geen nieuw vast personeel aan. Meer dan de helft kiest voor procesinnovatie, waardoor er minder mensen nodig zijn.