Wie (koppel-)meetgereedschap gebruikt, moet dat regelmatig en herleidbaar kalibreren. Veel bedrijven kunnen dit niet zelf volgens de geldende normen; daarom huren ze er deskundigen voor in. Hierna geeft Atlas Copco Tools aan waar bij de keuze van een dienstverlener op moet worden gelet. In DIN ISO 9001 staat onder punt 7.6 ‘Afwijking van controle- en […]
Wie (koppel-)meetgereedschap gebruikt, moet dat regelmatig en herleidbaar kalibreren. Veel bedrijven kunnen dit niet zelf volgens de geldende normen; daarom huren ze er deskundigen voor in. Hierna geeft Atlas Copco Tools aan waar bij de keuze van een dienstverlener op moet worden gelet.
In DIN ISO 9001 staat onder punt 7.6 ‘Afwijking van controle- en meetapparatuur’. Hierin staat bijvoorbeeld: ‘Meet- en controleprocessen impliceren dat de gebruikte controle- en meetapparatuur geschikt is voor de toepassing en met de vereiste nauwkeurigheid wordt onderhouden.’ Meetapparatuur moet ‘in vaste intervallen en aan de hand van meetnormalen die herleidbaar zijn gekalibreerd, worden gecontroleerd of gekalibreerd’ en ‘zo nodig worden aangepast of nagesteld’.
Voor het meten van koppels is dit een proces dat de meetkamers van veel bedrijven niet kunnen uitvoeren. En dan kan het zinvol zijn op een externe dienstverlener terug te vallen. Maar de zoektocht naar een geschikte aanbieder valt voor de meeste inkopers niet mee. De offerteprijzen voor kalibratie liggen vaak ver uiteen, terwijl de werkzaamheden hetzelfde lijken: de meetapparatuur binnen het bedrijf wordt – zoals de norm vereist – vergeleken met een meetnormaal, de waarden worden genoteerd, en tenslotte wordt er een certificaat uitgeschreven. Het is moeilijk te begrijpen waarom voor deze werkzaamheden de ene offerte drie- tot vijfmaal duurder uitvalt dan de andere. Om het kaf van het koren te kunnen scheiden en de verschillen te kunnen verklaren, is een duik in de wereld van het meten en kalibreren noodzakelijk. Want het gevaar bestaat inderdaad dat sommige kalibratiecertificaten – hoewel uitgegeven voor koppelmeetapparatuur niet kunnen garanderen, dat deze meetapparatuur ook daadwerkelijk geschikt is voor een specifieke toepassing. Een gevaarlijke situatie die in combinatie met productaansprakelijkheid het totale meetwezen en de vastgelegde resultaten onderuit haalt.
Accreditatie kalibratielaboratoria
Dieter Kenzler, hoofd van het kalibratielaboratorium van TBB Industrial Tools Services GmbH (onderdeel van de Atlas Copco Tools Service divisie), adviseert daarom: ‘Op zijn minst eenmaal moet bij de opdracht aan een kalibratieservice worden gecontroleerd dat de kalibraties ook daadwerkelijk volgens de gestelde normen worden uitgevoerd.’ De kreet ‘Kalibratie volgens ISO 9001’, zoals hij vaak ziet, zegt bijvoorbeeld niets. ‘ISO 9001 beschrijft alleen de organisatorische opbouw van een kwaliteitmanagementsysteem’, verklaart Kenzler. ‘Hierin staat weliswaar de noodzaak van kalibratie genoemd, maar niet hoe dat moet gebeuren.’ Ook vage uitspraken als ‘Kalibratie overeenkomstig …’ moeten kritisch worden besproken.
Een gecertificeerd kwaliteitmanagementsysteem is dus wel noodzakelijk. Tegelijkertijd is het voldoen aan de normen alleen gegarandeerd als de kalibratiedienst eenduidig kan aantonen dat ze volgens een relevante norm kalibreert. Dit zijn bijvoorbeeld de DIN 51309 (Kalibratie van koppelmeetapparatuur voor statische koppels) of de VDI/VDE 2648 (Sensoren en meetsystemen voor draaihoekmeting – aanwijzingen voor herleidbare kalibratie). Bovendien moet de aanbieder aantonen dat zijn procedure en de toepassing door een externe instantie zijn gevalideerd en gecontroleerd. Dit betekent volgens de wet dat het kalibratielab door een nationaal instituut, of door de Deutschen Kalibrierdienst DKD, is geaccrediteerd. De TBB-laboratoria in Essen en Dingolfing zijn bijvoorbeeld geaccrediteerd met als code DKD-K-41401.
Meetonzekerheid
Bij de kalibratie mag ook de meetonzekerheid niet buiten beschouwing worden gelaten. Steeds moet worden gecontroleerd of de aan het einde van de kalibratie bepaalde meetonzekerheid daadwerkelijk volstaat voor de betreffende toepassing. Als bijvoorbeeld een procestolerantie van ± 5 % moet worden gecontroleerd, dan is kalibratie met een meetonzekerheid van ± 2 % voor dergelijke apparatuur niet genoeg. Want bovenop deze afwijking komt onder andere nog de spreiding door gebruikersinvloeden en omgevingsfactoren als temperatuur en luchtvochtigheid. Dan kan de ± 5 % als totaal snel worden overschreden. Hierom moet de kalibratiedienst verklaren met welke meetonzekerheid hij de apparatuur überhaupt kan kalibreren en hoe de verificatie van de meetonzekerheid plaatsvindt. Normaal beschikken serieuze kalibratielaboratoria over rekenmodellen die de meetonzekerheid van de gebruikte kalibratieapparatuur vastleggen.
‘De koppelmeetapparatuur die wordt gebruikt verloopt door het continue gebruik’, benadrukt Dieter Kenzler. ‘Regelmatige kalibratie garandeert dat de meetapparatuur betrouwbare gegevens levert. Alleen kalibratielaboratoria die werken volgens de internationale norm DIN EN ISO/IEC 17025:2005, doen uitspraak over de betrouwbaarheid van hun testresultaten.’
Hoge eisen aan medewerkers
Ook aan het personeel van een kalibratiedienst, dat betrouwbare resultaten moet leveren, worden hoge eisen gesteld. Bij geaccrediteerde kalibratielaboratoria eisen de accreditatiegenootschappen van de laboratoriumleiding ‘een opleidingsniveau waarmee hij zijn taken verantwoordelijk kan uitvoeren’. Hij moet de kalibratieprocessen in theorie en praktijk beheersen. De medewerkers zelf, die ter plaatse de kalibraties uitvoeren, moeten ook hun geschiktheid bewijzen. Een verkeerde bediening van machines moet net zo min mogelijk zijn als een nalatigheid in de voorgeschreven procedure, want het gevolg zou een verkeerd kalibratieresultaat kunnen zijn. Een verantwoordelijke kalibratiedienst zal geschiktheid van zijn medewerkers altijd kunnen bewijzen. Dit geeft de klant die zijn koppelmeetapparatuur wil laten kalibreren, nog meer zekerheid over de betrouwbaarheid van de resultaten.
De apparatuur waarmee de kalibratie wordt uitgevoerd, moet een bewijs van herleidbaarheid hebben. Aan deze zogenaamde ‘Transfer-normalen’ worden hoge eisen gesteld, opdat ze ook bij elke kalibratie in het veld betrouwbaar functioneren. Bij serieuze kalibratielaboratoria worden deze transfernormalen na elk transport opnieuw gekalibreerd, zodat vóór elk gebruik de meetonzekerheid bekend is.
Noodzakelijke gegevens op kalibratierapport
Het kalibratierapport dat uiteindelijk voor een meetinstrument wordt opgesteld, moet bepaalde gegevens bevatten. Zorg er voor dat het rapport compleet is dat het bedrijf bij een audit, of eventueel een productaansprakelijkheidkwestie, kan aantonen dat de vastgelegde meetgegevens in orde zijn en met de juiste nauwkeurigheid zijn bepaald. Hiervoor zijn minimaal de volgende gegevens nodig:
– Eenduidige identificatie van het meetinstrument
– Datum van kalibratie
– Gegevens over herleidbaarheid
– Lijst van kalibratiemiddelen
– Testmethode of -norm
– Gegevens over meetonzekerheden
– Kalibratieresultaat
– Vastgelegde foutgrenzen
– Omgevingsfactoren
– Identificatie van het instituut en handtekening van de persoon, verantwoordelijk voor de kalibratie.
Aan de hand van deze gegevens kan een klant beoordelen of het een serieuze kalibratiedienst betreft. Tot slot nog een belangrijke vraag: Heeft de dienstverlener een verzekering voor productaansprakelijkheid, die ook terugroepacties afdekt?
Meer informatie over kalibreren en testen staat in het handboek ‘Testen en kalibreren in de schroefmontage’ van Atlas Copco Tools. Dit is via tools.nl@nl.atlascopco.com kosteloos te bestellen.
Op de foto’s van boven naar beneden: DKD-kalibratie van een meetinstrument, Dieter Kenzler van TBB en een BL-meetbank. (Bron: Atlas Copco Tools)