In een brief aan minister-president Rutte en minister Kamp van EZ vraagt Koninklijke Metaalunie de bewindslieden om meer aandacht voor de kansen van de Nederlandse maakindustrie en het mkb-metaal in het bijzonder.
Dit doet de Metaalunie naar aanleiding van een vergadering van de Raad van de Europese Unie donderdag en 21 maart, waar de toekomst van het industrieel concurrentievermogen door de Europese regeringsleider wordt besproken.
Metaalunie is verheugd met de Europese aandacht voor een sterke en competitieve Europese industrie als basis voor economische groei en banen. Het streefcijfer om het aandeel van de industrie in het Europese bruto nationaal product te laten groeien van 16 naar 20 procent spreekt zeer aan. ‘Het is een mooi streven, waar Nederland goed op kan aanhaken. De Nederlandse regering moet er dan wel voor zorgen dat de omstandigheden om dit mogelijk te maken, optimaal zijn. Zeker voor het mkb-metaal als zeer belangrijke component van de maakindustrie’, oordeelt de Metaalunie.
Industriebeleid
‘Wij zijn erg blij met de toegenomen aandacht voor industriebeleid en de positieve uitstraling die dit heeft. Wij geloven dat dit de verdiencapaciteit en diversiteit van de Nederlandse economie sterk vergroot, maar vragen wel specifieke aandacht voor de positie van het mkb en een gelijk speelveld in Europa’, zegt Jos Kleiboer, directeur Beleid Metaalunie.
Binnen de industrie, en zeker de Nederlandse, blijkt keer op keer dat het mkb de innovatiekracht heeft die de Nederlandse industrie nodig heeft om internationaal mee te kunnen. ‘Het mkb moet dus ruimte krijgen om te innoveren en niet verdrinken in ingewikkelde, dure en steeds wijzigende regelgeving.’
Gelijk Europees speelveld
Ook vindt Metaalunie dat er sprake moet zijn van een gelijk Europees speelveld met proportionele eisen voor het mkb, op onder meer het gebied van gevaarlijke stoffen, milieuregelgeving en energieprijzen. ‘Zonder gelijk speelveld in Europa op deze gebieden, is een concurrerende industrie in Nederland niet goed mogelijk. Er is dus werk aan de winkel voor Rutte en Kamp, in eigen land maar ook in Brussel’, besluit Kleiboer.