‘Ons publiek bestaat voornamelijk uit hoogopgeleide lastechnici’, weet Fleur Maas. ‘Dit zijn mensen die doorgaans niet zelf lassen, maar bijvoorbeeld de aansturing verzorgen of de specificaties schrijven. We kijken over alle sectoren heen, niet uitsluitend naar de bedrijven die zelf lassen. Een dergelijk symposium heeft ook een zeer belangrijk educatief aspect. Leerkrachten van technische scholen zijn hier eveneens aanwezig en we ontvangen zelfs een grote delegatie masterstudenten Welding Engineering van de KU Leuven.’
De sessies waren verdeeld over vier grote thema’s. Het eerste luik ging helemaal over NDO-technieken, die dienen om het laswerk te controleren. Dit is een uiterst belangrijk aspect, waar veel in wordt geïnnoveerd. Zo vertelden Luk Persoons van SGS Belgium en Kurt Broeckx van het VCL (Vervolmakingscentrum voor lassers) over de vele voordelen van digitale radiografie voor lasserkwalificaties. Dit bleek te leiden tot een betere rapportering, een lagere kostprijs en vooral een efficiëntieverhoging van de kwalificaties.
Daarna werden tijdens enkele lezingen specifieke schadegevallen uit de praktijk besproken. Maas: ‘Hoe nauwkeurig en professioneel er ook gewerkt wordt, schade bij het lassen valt nooit helemaal uit te sluiten. Dan is het zaak om te leren wat er is fout gelopen. Deze sessies zijn zeer drukbezocht, want technici vinden het belangrijk om te leren uit deze voorvallen.’ Cees Reinhoud van Total Raffinaderij Antwerpen getuigde over een geval van corrosie aan tubeplaten in een semigesloten koelwatersysteem. De onderhoudsingenieur hield een pleidooi om ten allen tijde rekening te houden met galvanische effecten, zelfs bij geringe activiteit. Vlamspuiten bleek in dit geval een valabele optie om tubeplaten te beschermen.
Jens Conderaerts van het BIL vertelde dan weer over enkele courante schadefenomenen bij lasverbindingen. Zijn belangrijkste boodschap was dat voorkomen steeds beter is dan genezen. ‘Een goed ontwerp is noodzakelijk om een goede las te maken’, klonk het. ‘Kies indien mogelijk voor een materiaal met een vermoeiingsgrens en laswerk in cyclisch belaste componenten heeft steeds extra controle nodig.’
De tweede dag van het symposium begon met enkele lezingen over de nieuwigheden bij de lasprocessen. ‘Hoewel er zelden echte revoluties plaatsvinden in de lassector, vallen er toch elk jaar weer enkele nieuwe technieken en toepassingen te ontdekken’, aldus Imre Nemeth.
Peter Pittomvils van Valk Welding opende de debatten met een uiteenzetting over het nieuwe Active Wire Process van Panasonic. Dit combineert een nieuwe vorm van boogcontrole met een controle van de lasdraad. Het proces is een antwoord op de tendens naar dunnere materialen en de roep om een hogere productiviteit én kwaliteit van het lasproces. De voordelen van het vacuümsolderen op hoge temperatuur en het diffusiesolderen van ODS-materialen werden uit de doeken gedaan door Erik Schuring, projectleider materiaaltechnologie bij ECN Nederland. Beide verbindingstechnieken blijken zeer veelzijdig en de sterkten konden moeiteloos de vergelijking aangaan met basismaterialen. Een goede voorbewerking is bij deze technieken wel zeer belangrijk.
Het afsluitende luik draaide helemaal rond de laatste normeringen en regelgevingen. Geen ‘sexy’ thema, maar volgens Maas is het nu eenmaal een noodzakelijk kwaad. ‘Vroeger konden bedrijven nog kiezen of ze de normeringen volgden, maar die tijden zijn voorgoed voorbij: vandaag is het een Europese verplichting. Dat verandert zeer veel en hierdoor zijn steeds meer mensen geïnteresseerd in de evoluties op dit vlak. Ze willen weten welke richting de wetgeving op gaat.’
Een voorbeeld van een maatregel die in juli 2014 een grote impact had op de lastechnische industrie is EN1090. Deze Europese norm deelt dragende onderdelen op in vier klassen, gebaseerd op de risico’s op falen en de ernst van de gevolgen. ‘Vooral de kleinere bedrijven in de staalconstructie hebben dit gevoeld’, gaat Imre Nemeth verder. ‘Iedereen ging tot op dat moment zijn eigen gang, maar plots lag de lat een stuk hoger. Het zorgde voor een nieuw kwaliteitsbewustzijn, die ook geld kostte. Zeker in België en Nederland was de basissituatie van die aard dat grote investeringen nodig waren om aan de norm te beantwoorden. Een bedrijf kan deze meerprijs ook niet zomaar doorrekenen aan de klant.’
Het spreekt voor zich dat EN1090 een ‘hot item’ was tijdens de sessie. Raoul Heremans van AIB-Vinçotte International bekeek deze norm met een kritische blik. ‘EN1090 heeft niet geleid tot een papierslag, zoals sommigen het willen doen lijken’, klonk het. ‘Wel is het belangrijker dan ooit om de technische eisen in te vullen, nog meer dan de systeembeschrijvingen. Een eigen verantwoordelijke lascoördinator is geen overbodige luxe en zeker in dit stadium is vaak externe expertise nodig om de eerste stappen te zetten.’ Dat er in november 2015, meer dan twee jaar na het opstellen van EN1090, nog steeds niet voldoende knopen zijn doorgehakt op Europees niveau, was Heremans een doorn in het oog. ‘Het duurt allemaal veel te lang en er zijn te veel vingers in de pap’, besloot hij. Ook Rik Debruyckere, voorzitter van de Belgische commissie E135, gaf extra toelichting bij EN1090.
Hoe zien deze twee experts de huidige staat van de lastechnische sector in België en Nederland? ‘Ik blijf versteld staan van het brede scala en de grote verscheidenheid in onze Lage Landen’, aldus Nemeth. ‘Over het algemeen denk ik dat we ons qua lastechniek gerust kunnen meten met andere landen. We stappen niet voorop, maar lopen zeker ook niet achter de feiten aan. Men zegt altijd dat er weinig manufacturing aanwezig is in België en Nederland, maar daar ben ik het niet mee eens. Boven de Moerdijk zijn we bijvoorbeeld zeer sterk in scheepsbouw en alles wat met offshore te maken heeft.’
Maas vult aan. ‘In België lopen we op sommige vlakken zeker voorop. Op het vlak van de luchtvaart en de ruimtevaart, waarbij exotische materialen met hoge eisen worden gelast, doen we het uitstekend. Anderzijds zie ik in België veel kleine bedrijfjes die nog steeds werken met lasposten van 20 of 30 jaar oud. Niet dat ik beweer dat deze firma’s slecht werk leveren, integendeel, maar er wordt niet veel geïnvesteerd en dat zorgt voor stilstand. Maar we hebben in onze streken toch een groot aantal bedrijven die op internationale schaal opereren en meedraaien met de absolute top. Ik denk nu bijvoorbeeld aan de Smulders Group, Geldof Metaalconstructie, Victor Buyck Steel Construction en vele anderen.’
Tussen twee sessies door was het steeds een drukte van jewelste in de bar van Stuurboord. Hier konden de aanwezigen terecht voor een koffie of een broodje, maar tegelijk waren er ook enkele bedrijven aanwezig met een kleine stand. Een van hen was Plymovent, een bedrijf uit het Nederlandse Alkmaar dat onder meer gespecialiseerd is in lasrookafzuigingen. ‘We vinden het belangrijk om hier te zijn, want zoveel lasgerelateerde evenementen zijn er nu eenmaal niet’, vertelde Kenny Hectors. ‘Hier ontmoeten we onze bestaande klanten, maar proberen we ook elk jaar nieuwe contacten te leggen. Het gaat ons vooral om het netwerken, meer dan om verkoop.’ Dat vond ook Pieter Van der Plaat van Olympus. Dit bedrijf staat bij het grote publiek vooral bekend omwille van zijn camera’s, maar Olympus heeft ook een industriële afdeling. ‘We leveren visuele inspectieapparatuur, onder meer voor ultrasone inspecties. Veel van onze klanten zijn hier aanwezig. Het is vooral een weerzien van bekende gezichten, maar zo zit de metaalwereld nu eenmaal in elkaar. Dit jaar presenteren we onder meer de nieuwe Serie C, een compacte en economische oplossing voor de videoscoop. Dankzij de ultrasone werking van dit toestel is het uitstekend geschikt om grofkorrelig materiaal te onderzoeken. We merken wel dat de sector soms terughoudend reageert op nieuwe technieken. Het duurt lang voordat ze worden geaccepteerd. We vinden het noodzakelijk om te innoveren, want anders word je ingehaald. Met de betaalbare Serie C proberen we de drempel dan ook wat te verlagen, zeker met het oog op kleinere firma’s.’
Hoewel het Lassymposium al een vaste plek op de agenda is geworden, rusten het BIL en het NIL niet op hun lauweren. ‘Na elke editie bekijken we opnieuw wat er beter kan’, besloot Fleur Maas. ‘Het is onze taak om mensen uit de sector alerter te maken voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast zorgen we ook voor een platform waar professionals elkaar kunnen ontmoeten en informatie kunnen uitwisselen. Als we zien dat onze bezoekers met een goed gevoel naar huis gaan, dan is ons doel bereikt.’
Het gebruik van robots in fabrieken over de hele wereld blijft in hoog tempo doorgaan:…
Het aantal vacatures nam in het derde kwartaal af met vijfduizend en het aantal werklozen…
De Koninklijke Marine staat voor de uitdaging om zijn vloot te onderhouden, waar die zich…
Soms sta je raar te kijken. Op een gewone dinsdagochtend zei mijn secretaresse dat ze…
Uit onderzoek van Reichelt Elektronik blijkt dat ruim 45 procent van de bedrijven van plan is binnen…
Jörg Machines, fabrikant van plaatbewerkingsmachines, opent in februari 2025 opnieuw haar deuren voor een exclusieve…