Uit de laatste cijfers van het Rathenau Instituut blijkt dat Nederland minder bèta’s opleidt dan andere Europese landen. De indicator toont het relatieve aantal afgestudeerden en gepromoveerden in bèta en techniek, als aandeel van duizend personen in de leeftijdsgroep 20- tot 29-jarigen.
Het aantal afgestudeerden en gepromoveerden in bèta en techniek per 1.000 personen in de leeftijdsgroep 20-29 jarigen is het grootst in Ierland: 35 op de 1000 studeert af of promoveert in bèta of techniek. Nederland bevindt zich met 13 op de 1000 bijna onderaan de lijst van referentielanden. Alleen Luxemburg staat lager op de lijst. Ook gekeken naar de aantallen verdeeld over mannen en vrouwen is te zien dat Nederland in beide gevallen bijna onderaan de lijst van referentielanden staat.
Het aandeel Nederlandse afgestuurde en gepromoveerde in bèta en techniek per 1.000 inwoners stijgt door de jaren heen. In 2013 waren er bijvoorbeeld 2,9 Master-afgestudeerden per 1000 inwoners en in 2018 is dit aandeel gegroeid naar 4,6. Bij de Bachelor-afgestudeerden groeide het aandeel van 6,3 in 2013 naar 7,4 in 2018.
Het totaal aantal is opgebouwd uit Short-cycle, Bachelor- en Master-afgestudeerden en gepromoveerden. Nederland staat ook laag op de lijst van referentielanden per diplomasoort, waarbij Short-cycle samengenomen wordt met Bachelor-afgestudeerden. Ook als gekeken wordt naar alle landen waar Eurostat gegevens over heeft (37 landen) dan staat Nederland laag. Alleen Liechtenstein, Cyprus, Hongarije, Malta, Noord-Macedonië en Luxemburg staan onder Nederland.