De NEVI PMI steeg in januari naar een nieuw record van 62,5, net iets hoger dan het vorige recordniveau van november. Drie van de vijf componenten van de hoofdindex bereikten recordniveaus: werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen. Ook vergeleken met de index in de Eurozone doet de Nederlandse industrie het beter.
De stijging van de productieomvang was opnieuw één van de grootste tot nu toe, al was deze wel de kleinste in drie maanden. De groei van de nieuwe orders uit zowel binnen- als buitenland bleef in de buurt van de eerdere records. De verlenging van de levertijden was de grootste ooit, wat bijdroeg aan een sterke toeneming van de inkoop- en verkoopprijzen. De groei van de werkgelegenheid bereikte voor de vierde maand op rij een recordniveau. Dit hield de stijging van de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk enigszins in toom, al bleven de achterstanden relatief groot.
Om zich te beschermen tegen grondstoftekorten, hamsterden de Nederlandse producenten in ongekende mate materialen. Dit leidde tot de grootste groei van de materiaalvoorraad sinds het begin van dit onderzoek.
Eurozone
‘De Purchasing Managers’ Index voor de Eurozone kwam in januari uit op een gedurende twaalf jaar ongekend niveau van 58,6. De Europese industrie registreerde een waarde van 59,6, terwijl de Europese dienstensector uitkwam op 56,6. Deed de Nederlandse industrie het nu beter of slechter dan de Eurozone? Dat vraagt Arjan van Weele, NEVI hoogleraar Inkoopmanagement TU Eindhoven zich af. Hij vindt dat we het beter doen dan de Eurozone. ‘Het verse record van december 2017 (62,4) werd gebroken met een waarde van 62,5. Het beeld van de voorgaande maanden is ongewijzigd: de sterke vraag naar Nederlandse producten houdt aan (met name apparaten, machines en halffabrikaten) vanuit zowel binnen- als buitenland. De sterk toenemende vraag naar producten voor de bouw versterkt deze trend’, beargumenteert Van Weele.
‘De industrie kan de vraag niet aan gezien de sterk toenemende vraag naar (geschoold) personeel (werkgelegenheidsindex: 62,6) en de sterk oplopende levertijden bij leveranciers. Inkopers anticiperen op verdere prijsstijgingen en dekken hun materiaalbehoeften voor langere perioden in. De inkoopprijsstijgingen zijn gezien de hoge waarde van de inkoopprijsindex (73,3) fors. En deze worden uiteraard doorberekend in hogere verkoopprijzen. Het perspectief voor de industrie, en daarmee ook voor alle daarmee samenhangende toeleverende sectoren, is zonder meer goed te noemen. Niettemin zal de sterke prijsinflatie toekomstige groei gaan afremmen. Wanneer dat zal inzetten is op dit moment nog niet te voorzien. En hoe doet de dienstensector in Nederland het? Daar valt op grond van de NEVI PMI helaas niets te zeggen. Deze is beperkt tot de industriële bedrijvigheid. Hoog tijd om hier verandering in te brengen, zodat we ons ook op dit punt met Europa kunnen meten!’, besluit Van Weele zijn analyse op de Nevi PMI index van januari 2018.