De Nederlandse hightechsector, met ASML en Philips als voortrekkers, blijft de drijvende kracht achter private investeringen in onderzoek en ontwikkeling (R&D). Toch blijft Nederland, ondanks grote bijdragen van deze bedrijven, achter bij Europese koplopers zoals Duitsland en Denemarken. Dit blijkt uit de vernieuwde R&D Top 30 van Technisch Weekblad, samengesteld in samenwerking met VNO-NCW en TNO.
‘Het aandeel van de top tien in de totale R&D-uitgaven is de afgelopen jaren gestegen van vijfentwintig naar vijfendertig procent,’ zegt Tjark Tjin-A-Tsoi, CEO van TNO. ‘Hoewel deze bedrijven van grote waarde zijn voor de Nederlandse economie, is de basis te smal. Er moeten meer bedrijven doorgroeien tot de ASMLs en Janssens van de toekomst.’
ASML steekt met kop en schouders boven de lijst uit: met 2,8 miljard euro aan R&D-uitgaven in 2023 investeerde het bedrijf meer dan de rest van de top 30 bij elkaar. Nieuwkomer Booking.com behaalde een opvallende derde plek, wat de groeiende rol van digitale technologiebedrijven benadrukt.
Uit internationale cijfers van Eurostat blijkt echter dat Nederland al in 2022 achterbleef bij landen als Zuid-Korea (4,14 procent van het bbp) en Duitsland (3,09 procent). Nederland spendeerde in dat jaar slechts 1,49 procent van het bbp aan R&D-investeringen. Volgens TNO zou er jaarlijks 9,8 miljard euro extra moeten worden geïnvesteerd om de Europese Lissabondoelstelling van drie procent te halen.
Om dat gat te dichten, benadrukken VNO-NCW en TNO het belang van samenwerking. ‘De bedrijven in de top 30 werken nauw samen met start-ups, mkb’ers en kennisinstellingen,’ aldus Ingrid Thijssen, voorzitter van VNO-NCW. Deze bredere samenwerking moet Nederland niet alleen helpen om economisch te groeien, maar ook om een leidende rol te blijven spelen binnen de EU.