Nevi PMI: Eerste productiestijging in negen maanden

Foto van: De redactie
Geschreven door De redactie

Na een stabilisering in februari maakten de Nederlandse productiebedrijven in maart melding van een lichte verslechtering van de bedrijfsomstandigheden. De laatste gegevens lieten daarbij zien dat een hernieuwde stijging van de productieomvang deels de lichte daling van het aantal nieuwe orders compenseerde.

Tags:

Er waren tekenen van overcapaciteit en te grote voorraden, waarbij de beslissingen van de producenten opnieuw in het teken van bezuinigingen stonden: er werd gesnoeid in zowel de personeelsbestanden als de hoeveelheid ingekocht materiaal. De vooruitzichten voor de productieomvang voor de komende twaalf maanden bleven positief, maar daalden wel naar een niveau onder het langetermijngemiddelde van dit onderzoek.

De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft en wordt samengesteld op basis van indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.

Lichte verslechtering

Na het neutrale cijfer van 50.0 in februari daalde de hoofdindex van de PMI in maart naar 49.6, wat wijst op een lichte verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse productiesector. Met uitzondering van de productieomvang hadden alle vier andere PMI-componenten een negatieve impact op het eindcijfer.

Na de lichte stijging in februari daalde de grootste deelindex (nieuwe orders) deze maand. Deze daling was echter gering. De subsectoren consumptiegoederen en halffabricaten maakten melding van een kleiner aantal nieuwe orders, terwijl de subsector investeringsgoederen wederom groei noteerde.

De daling van het totale aantal ontvangen nieuwe orders was deels toe te schrijven aan de zwakke internationale verkoop die in maart verder en in grotere mate daalde. Naar verluidt waren de slechtere exportomstandigheden het gevolg van marktonzekerheid en geopolitieke spanningen.

Toename productieomvang

Tegelijkertijd nam de productieomvang in maart voor het eerst in negen maanden toe, onder meer vanwege de start van nieuwe projecten en de recente orderinstroom. De groei was echter beperkt en bleef historisch gezien bescheiden.

Er was in maart opnieuw sprake van banenverlies, voor de achtste maand op rij. De daling van de werkgelegenheid was het gevolg van vrijwillig vertrekkende personeelsleden en aanhoudende pogingen om het aantal werknemers af te stemmen op de hoeveelheid werk. De achterstanden waren aan het eind van het eerste kwartaal opnieuw kleiner, al was deze daling de kleinste sinds juni vorig jaar. De kleinere hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk werd grotendeels toegeschreven aan overcapaciteit, al waren er ook bedrijven die melding maakten van een betere efficiëntie.

De hogere loonkosten speelden waarschijnlijk ook een rol in de beslissingen over personeelswerving. De totale operationele kosten stegen fors in deze onderzoeksperiode en de panelleden schreven deze stijging in belangrijke mate toe aan de personeels- en grondstofkosten. De kosteninflatie lag iets onder het langetermijngemiddelde.

Doorberekening

De verkoopprijzen werden ondertussen fors verhoogd, ook in historisch perspectief. Deze stijging was volgens de panelleden het gevolg van pogingen de hogere kostendruk door te berekenen aan klanten.

De zwakke vraag zorgde ervoor dat de Nederlandse producenten hun inkoopactiviteiten en voorraad ingekochte materialen verkleinden. Deze dalingen waren in beide gevallen iets groter dan vorige maand. De panelleden schreven de daling van de materiaalvoorraad vaak toe aan doelbewuste voorraadreductie.

Voor zover bedrijven nog materialen inkochten, waren de gemiddelde levertijden langer. De panelleden maakten opnieuw melding van vertragingen van met name zeevracht. Wel was de verslechtering van de prestatie van leveranciers de kleinste sinds november vorig jaar.

De Nederlandse fabrikanten bleven positief over de vooruitzichten voor de productieomvang. Dit optimisme werd naar verluidt ondersteund door goede orderprognoses en plannen voor capaciteitsuitbreidingen. De groeiprognose bleef positief, maar daalde wel naar het laagste niveau van dit kwartaal. 

Trump gaat verder dan eerder

Albert Jan Swart, sectoreconoom Industrie bij ABN AMRO: ‘Na een kleine stijging in de vorige maand daalde het aantal nieuwe orders weer, maar slechts in zeer geringe mate. Wel verhoogde de Nederlandse industrie voor het eerst in negen maanden de productie. Van een krachtig herstel is echter nog geen sprake.’

‘Intussen is de industrie in de ban van geopolitieke ontwikkelingen. De Amerikaanse president Donald Trump kwam drie weken geleden met invoerheffingen van 25 procent op alle staal en aluminium. In 2023 exporteerde Nederland voor zo’n anderhalf miljard euro aan staal en aluminium naar de Verenigde Staten (VS). Industriële ondernemers blijven optimistisch gestemd, maar het optimisme wat betreft de productie in de komende twaalf maanden is wel afgenomen, zo blijkt uit de Nevi-enquête, en ligt lager dan het langjarig gemiddelde.’

‘De enquête van maart was al beëindigd toen Trump op woensdag 26 maart invoerheffingen van 25 procent op alle auto’s en auto-onderdelen aankondigde. Dit kan de Europese export onder druk zetten. Duitsland is de grootste auto-exporteur van Europa, en is de belangrijkste exportmarkt voor Nederlandse industriële bedrijven die auto-onderdelen maken. In 2024 exporteerde Duitsland 3,4 miljoen nieuwe auto’s, goed voor een exportwaarde van 135 miljard euro. De VS importeerde dertien procent daarvan, en is daarmee de grootste exportmarkt voor Duitse auto’s. De Duitse export van auto’s naar de VS is goed voor ongeveer één procent van de totale Duitse export.’

‘Nederlandse industriële branches die onderdelen leveren aan de Europese auto-industrie zijn bijvoorbeeld de chemische industrie, de rubber- en kunststofproductindustrie, de basismetaalindustrie, de metaalproductenindustrie en de elektrotechnische industrie. De Nederlandse export, vooral naar Duitsland, kan dus onder druk komen als gevolg van de Amerikaanse invoerheffingen op auto’s. De invoerheffingen op auto’s gaan op 3 april in, aldus de VS. Uiterlijk op 3 mei moeten ook invoerheffingen van kracht worden op allerlei auto-onderdelen. De importtarieven zijn een schok voor de mondiaal sterk geïntegreerde auto-industrie, die via een wereldwijd netwerk van toeleveranciers die vaak aan meerdere fabrikanten leveren verbonden is. Als Trump zijn plannen daadwerkelijk doorzet, betekent dat dat hij verder gaat dan in zijn eerste ambtstermijn, toen het wat invoerheffingen op auto’s betreft slechts bij dreigementen bleef.’

Duitsers trekken portemonnee

Swart: ‘Beter nieuws kwam er afgelopen weken uit Duitsland zelf, dat de komende jaren honderden miljarden wil investeren in infrastructuur en defensie. Naar verwachting zal het door allerlei procedures en vergunningverlening wel tot eind 2026 duren voordat de Europese productie echt op gang komt. Op termijn is dit echter een opsteker voor de Nederlandse industrie, die kan toeleveren aan de Duitse bouw en defensie-industrie. Ook willen de nieuwe Duitse coalitiepartners SPD en CDU/CSU de chemie en staalindustrie steunen.’

Nederlandse steun voor de industrie?

Swart besluit: ‘Daarmee verandert het speelveld voor de Nederlandse energie-intensieve industrie, die hogere nettarieven betaalt dan de industrie in omliggende landen en daarnaast minder compensatie ontvangt. Deze nettarieven komen boven op de kosten voor de energie zelf, die in Europa beduidend duurder is dan in andere delen van de wereld. Deze hogere kosten hebben gevolgen voor de concurrentiepositie van de industrie in Europa en in het bijzonder in Nederland. In maart kondigden twee chemische fabrieken in Rotterdam sluiting aan, Shell denkt na over sluiting van al zijn chemische fabrieken in Europa. Een voorstel van D66 om jaarlijks drie miljard euro belastinggeld te investeren in het elektriciteitsnet krijgt steun van een meerderheid van de Tweede Kamer, inclusief coalitiepartner VVD. Het is dus goed mogelijk dat het kabinet al in de Voorjaarsnota, die in juni klaar moet zijn, miljarden vrijmaakt om de kosten voor onder andere industriële bedrijven te verlagen. De nationale CO2-heffing blijft wel in stand.’

Tags:

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *