De Duitse machinebouwers zagen in de eerste zes maanden van het lopende jaar hun orderportefeuille aanzienlijk dalen. In de eerste helft van 2019 noteerden ze een reële daling van de orders met negen procent ten opzichte van het voorgaande jaar, waarbij de daling in Duitsland en het buitenland gelijk bleef. ‘Deze daling is te wijten aan de zwakkere wereldeconomie, de talrijke, vooral politiek gemotiveerde omwentelingen en de verregaande structurele verandering in de automobielindustrie’, aldus Olaf Wortmann, economische deskundige van VDMA.
In juni 2019 lagen de inkomende orders in de Duitse machinebouwsector in reële termen vijf procent onder het niveau van het jaar ervoor. Terwijl de binnenlandse orders in juni met 16 procent daalden, konden de orders uit het buitenland hun toch al hoge niveau van het voorgaande jaar behouden. ‘Het aantal grote orders uit niet-eurolanden is verrassend groot. Het was al hoog in juni 2018 en is nu weer gestegen, met als gevolg een stijging van twee procent van de orders uit niet-eurolanden. Het is uiterst zeldzaam dat een reeds hoog niveau van het voorgaande jaar kan worden gehandhaafd, laat staan uitgebreid, voor grote installaties’, aldus Wortmann. In de eurozone daarentegen registreerden de machinebouwers in juni een daling van de orders met negen procent.
De daling in juni was overigens minder dan in mei toen de orderstroom met zeven procent daalde. Dat geldt ook voor de Duitse orders (-1%) en de exportorders (-9%).
April-juni 2019
Ook in de driemaandsperiode van april tot juni 2019 verslechterde de machinebouweconomie met acht procent minder orders dan dezelfde periode het jaar ervoor. De binnenlandse orders daalden met twaalf procent, terwijl de buitenlandse orders met zes procent daalden. De orders uit de eurolanden daalden met zeven procent, de orders uit niet-eurolanden met vijf procent.
Juli 2019
Evenredig daaraan daalde de machinecapaciteit in juli naar 86,6 procent (in april bedroeg deze nog 87,4 % ). De productiedaling bij de machinebouwers werd vooral veroorzaakt door een tekort aan opdrachten (27 %), gevolgd door tekort aan materialen (11 %) en een gebrek aan arbeidskrachten (22 %).