PMI: Verslechtering omstandigheden Nederlandse productiesector

Foto van: De redactie
Geschreven door De redactie

Nadat er in het tweede kwartaal sprake was van een verbetering, wezen de PMI®-gegevens voor juli op een algemene verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse productiesector. 

Een hernieuwde daling van het aantal ontvangen nieuwe orders zorgde ervoor dat de bedrijven hun productieomvang en voorraden naar beneden bijstelden. Daarbij was de kostendruk aanzienlijk hoger en werd er melding gemaakt van hogere loon-, grondstof- en transportkosten. De inkoopprijsinflatie was fors en het grootst in ruim anderhalf jaar. Positiever was dat de producenten opnieuw meer personeel aannamen en dat de vooruitzichten voor de toekomstige productieomvang beter waren.

De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft en wordt samengesteld aan de hand van indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.

Na 50.7 in juni, lieten de onderzoeksgegevens voor juli een PMI zien van 49.2, dus onder de belangrijke geen-veranderingsgrens van 50.0. Hiermee kwam een eind aan de korte periode van herstel in de afgelopen drie maanden. Het cijfer van juli wijst op de grootste verslechtering van de bedrijfsomstandigheden sinds januari. Drie van de vijf PMI-componenten hadden een negatieve invloed op het cijfer.

Daling orders

De belangrijkste reden voor de verslechtering was een hernieuwde daling van het aantal ontvangen nieuwe orders. Deze daling was de grootste tot nu toe dit jaar en het gevolg van terughoudendheid bij klanten en moeilijke marktomstandigheden. De daling was bovendien deels het resultaat van een zwakkere buitenlandse klantvraag.

De panelleden gaven aan dat de matte vraag een belangrijke rol speelde bij beslissingen over productievolumes, inkoopactiviteiten en voorraadbeheer.

De productieomvang daalde in juli fors en in de grootste mate tot nu toe dit jaar. De bedrijven schreven deze achteruitgang met name toe aan een daling van de vraag, al maakten anderen melding van ongunstige weersomstandigheden die de productie hadden verstoord.

De materiaalvoorraden werden in juli wederom verkleind. Deze daling was echter het kleinst in drie maanden. Om het voorraadbeheer te vergemakkelijken, verminderden de producenten hun inkoopactiviteiten in juli opnieuw en in grotere mate dan vorige maand.

Inkoopprijzen stijgen

De inkoopprijzen stegen desondanks fors en in de grootste mate sinds december 2022. Sommige panelleden maakten melding van hogere grondstofprijzen, terwijl anderen aangaven dat transportkosten en loondruk de belangrijkste oorzaken waren van de inflatie. De Nederlandse producenten berekenden in juli een deel van de kostendruk door aan hun klanten via hogere verkoopprijzen. Deze verkoopprijsinflatie was echter het laagst in drie maanden.

De gemiddelde levertijden waren in juli ondertussen voor de tweede maand op rij langer. De panelleden schreven de verslechtering van de prestatie van leveranciers niet aan een grote vraag naar materialen toe, maar aan een verstoring van de toeleveringsketen.

Positief was dat de Nederlandse producenten ervoor kozen om hun personeelsbestanden uit te breiden in juli, ondanks de matte vraag en tekenen van overcapaciteit. De toename van de werkgelegenheid was echter gering en de kleinste sinds maart.

De aanhoudende banengroei en een nieuwe daling van het aantal nieuwe orders zorgden in juli voor een aanzienlijke daling van de achterstanden, de grootste in negen maanden.

Tot slot bleven de Nederlandse producenten erop vertrouwen dat de productieomvang in de komende twaalf maanden zal stijgen. De stemming deze maand was zelfs het meest positief in drie maanden, waarbij het percentage optimisten (45%) bijna vijf keer zo groot was als het percentage pessimisten (9%). De positieve verwachtingen van de bedrijven werden ondersteund door hun groeiplannen, met name die voor het op de markt brengen van nieuwe producten en het betreden van nieuwe exportmarkten.

Zwakke vraag en slecht weer

Albert Jan Swart, sectoreconoom Industrie bij ABN AMRO: ‘Vooral de buitenlandse vraag valt tegen. Met name Duitsland doet het slecht. Duitsland is voor de Nederlandse industrie de belangrijkste exportmarkt. Respondenten van de Nevi Inkoopmanagersindex schrijven de lagere productie ook toe aan slecht weer. Behalve met een lage vraag naar onder andere auto’s kampt de Duitse industrie namelijk ook met de gevolgen van overstromingen. Zo gaf Porsche vorige week een winstwaarschuwing af omdat een aluminiumfabriek van een leverancier was overstroomd. De ontregeling van de productie in de Duitse industrie raakt waarschijnlijk ook de Nederlandse export. De dalende productie van auto’s in Duitsland leidt tot lagere vraag naar auto-onderdelen. Honderden Nederlandse bedrijven leveren materialen en onderdelen aan de Duitse auto-industrie.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *