Internationale concurrentie beperkt de ruimte om lonen te verhogen. De loonruimte in de metaalindustrie is echter groter dan het nationale perspectief suggereert.
Dat meldt de Rabobank naar aanleiding van een eigen onderzoek. De Rabobank geeft aan dat er maatwerk nodig is, doordat er grote verschillen zijn in loonruimte tussen bedrijfstakken is een generieke loongolf geen goede oplossing.
Of er ruimte is om de lonen te verhogen hangt onder meer af van de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit en van de loonkosten. De loonkosten hebben betrekking op alle kosten die direct gerelateerd zijn aan de inzet van de productiefactor arbeid. Als de loonkosten achterblijven bij de productiviteit is er ruimte om de lonen te verhogen zonder dat dit ten koste gaat van de winst, mits de afzetprijzen gelijk blijven. Dit lijkt voor sommige sectoren mogelijk, aldus de Rabobank.
Internationale concurrentie
Wel moet rekening worden gehouden met concurrentie uit het buitenland. Als Nederlandse bedrijven de lonen verhogen als de productiviteit stijgt, terwijl hun internationale concurrenten dat bij dezelfde productiviteitsontwikkeling niet doen, kan dat de concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven verzwakken. De buitenlandse concurrenten kunnen de loonruimte immers gebruiken om de prijzen te verlagen (en hun marktaandeel te vergroten) of te investeren, bijvoorbeeld in onderzoek en ontwikkeling.
Het is daarom belangrijk om een oordeel over de loonruimte van een bedrijf of bedrijfstak niet louter te baseren op loon- en productiviteitsontwikkelingen in de bedrijfstak, maar ook te kijken naar de loon- en productiviteitsontwikkeling van internationale concurrenten. Als bedrijven een achterstand oplopen ten aanzien van hun meest productieve concurrenten wereldwijd, de internationale frontier, dan kan dat investeringen in vernieuwing en arbeidsproductiviteitsgroei ontmoedigen en hun overlevingskans verkleinen. De frontier definieert de Rabobank als het meest productieve land in een pool van 27 OESO-landen, mits dit meest productieve land minstens tien procent van de totale toegevoegde waarde van alle 27 OESO-landen bij elkaar genereert.
Internationale loonruimte
Rabobank vergeleek de loonruimte in Nederland met die van de internationale frontier. Hierdoor ontstond een compleet ander beeld over de loonruimte dan wanneer hier geen rekening mee wordt gehouden. Uit de onderstaande figuur blijkt dat rekening houdend met de internationale frontier er geen loonruimte meer is voor sectoren als de groothandel, detailhandel en de rubber- en kunststofindustrie. In de ICT, chemie en metaalindustrie is die ruimte er echter wel.
In internationaal perspectief ontwikkelt de loonruimte zich in de financiële dienstverlening, de hout-, papier- en grafische industrie en de machinebouw-industrie zich nog slechter dan in nationaal perspectief.
Foto: CBS