Categories: Actueel

Toch geen boetes voor Roemeense lassers

Dit volgt uit twee uitspraken van de grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op woensdag 5 juli. In de behandeling van beide zaken ging het vooral over de wijze waarop SWZ-inspecteurs hun werk hadden gedaan, maar in het oordeel van de Raad ligt het accent op ‘grensoverschrijdende dienstverlening’.  Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is niet aangetoond dat voor de vreemdelingen werkvergunningen nodig waren. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Grensoverschrijdende dienstverlening

De minister legde elk van de bedrijven een boete op nadat de Inspectie SZW had geconstateerd dat het Roemeense bedrijf 64 Roemeense vreemdelingen heeft ingezet bij de bouw van twee schepen op de Nederlandse scheepswerf, zonder dat voor hen werkvergunningen waren verleend. De bedrijven bestrijden niet dat de werkzaamheden door de vreemdelingen zijn verricht, maar vinden dat voor de werkzaamheden geen vergunningen nodig waren omdat het om ‘grensoverschrijdende dienstverlening’ zou gaan.
Naast het inzetten van arbeidskrachten, zouden er volgens de bedrijven namelijk ook andere activiteiten door het Roemeense bedrijf voor de Nederlandse scheepswerf zijn verricht. Als sprake is van grensoverschrijdende dienstverlening, is voor de vreemdelingen geen werkvergunning nodig. Om dat vast te kunnen stellen, is van belang of het Roemeense bedrijf louter arbeidskrachten bij de Nederlandse scheepswerf heeft ingezet, of dat er ook nog andere activiteiten door het Roemeense bedrijf werden verricht. Alleen in het laatste geval kan namelijk sprake zijn van grensoverschrijdende dienstverlening.

Voordeel van de twijfel

Uit het boeterapport en de daarbij gevoegde verklaringen komt daarover naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak echter geen eenduidig beeld naar voren. Zo spreken de verklaringen elkaar tegen. In zo’n geval moet aan de bedrijven het voordeel van de twijfel worden gegund omdat het aan de minister is om de overtreding te bewijzen, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij oordeelt dan ook dat ‘zodanige twijfel is over de vraag of de verplaatsing van de vreemdelingen het doel op zich was van de dienstverrichting, dat de slotsom is dat de minister in zoverre niet in zijn bewijslast is geslaagd’.


De directie van Den Breejen Shipyard en haar advocaten mrs. Huys en Van der Voet van AKD melden dat ze blij zijn met deze uitkomst.

 

De redactie

Recent Posts

Ommekeer voor Nederlandse industrie op handen

Na twee moeizame jaren keert de Nederlandse industrie in 2025 weer terug naar groei. De…

1 dag ago

Welke gevolgen heeft de Miljoenennota voor de industrie?

Met Prinsjesdag achter de rug ligt er weer een stapel aan nieuwe plannen klaar voor…

1 dag ago

Aantal faillissementen valt hoger uit dan verwacht

Halverwege 2024 versnelt de opwaartse trend van faillissementen in Europa. Wereldwijd komt eind dit jaar…

1 dag ago

ERP-systeem voor kleine bedrijven in de maakindustrie

ECI Software Solutions, een wereldwijde aanbieder van cloudgebaseerde bedrijfsbeheersoftware en -diensten, introduceert Ridder iQ Essentials,…

2 dagen ago

FME: ‘Kabinet heeft oog voor uitdagingen ondernemers’

Naar aanleiding van de voorgelegde plannen op Prinsjesdag stelt FME dat het verstandig is dat…

2 dagen ago

AWVN: ‘Arbeidsmarktkrapte krijgt terecht prioriteit’

Arbeidsmarktkrapte speelt een hoofdrol in de plannen die het kabinet tijdens Prinsjesdag 2024 heeft gepresenteerd.…

2 dagen ago