Toeleveranciers onvoldoende bewust van kansen in België

De metaalclub denkt dat hier best 650 miljoen euro extra omzet te halen valt. Nederlandse toeleveranciers moeten zich dan wel bewust zijn van de cultuurverschillen.

‘Bij high tech hebben we jarenlang niet aan België gedacht, totdat we drie jaar geleden mee hebben gedaan aan een handelsmissie’, zegt Dennis van Dijk, salesmanager van Nijdra Group. Deze handelsmissie is een eyeopener geweest. ‘Een meet & match en bezoeken aan bedrijven als Sabca, Asco Industries en Barco Vision hebben onze ogen geopend.’ Hij is onder de indruk van deze en andere bedrijven, maar ook van de medische industrie.

Steunpunt Brussel

De Koninklijke Metaalunie heeft verleden jaar de exportpositie van Nederlandse metaalbedrijven onderzocht. 45 procent van de bedrijven exporteert. Van hen exporteert 75 procent naar Duitsland en 62 procent naar België. Van al die export gaat echter in waarde gemeten 28 procent naar Duitsland en 22 procent naar België. ‘Er ligt dus absoluut nog potentieel’, constateert beleidssecretaris Paul Verlinden van de Metaalunie. Daarom wil de brancheorganisatie de komende jaren de exportquote van de metaalindustrie verhogen van 12 naar 15 procent. Dat zou jaarlijks 650 miljoen euro extra omzet betekenen.

Sinds een jaar heeft de Metaalunie, voor Nederlandse metaalbedrijven die zich op de Belgische markt begeven, een steunpunt in Brussel, dat geleid wordt door Dick Dresselhuis. Zo’n steunpunt is belangrijk, zegt deze laatste. De cultuurverschillen tussen Nederland en België zijn namelijk groot. Als je daar geen rekening mee houdt, dan kom je niet tot zaken.

In de Special Techni-Show/ESEF die deze week verschijnt bij de reguliere Vraag en Aanbod staat het volledige verhaal met interviews met Orfa VIsser, NIjdra en Addit.