Het laatste hoofdindexcijfer steeg van 48.9 in januari 2024 naar 49.3 in februari 2024 en wijst daarmee op de kleinste verslechtering van bedrijfsomstandigheden in dertien maanden.
Er was in februari sprake van een slechts geringe verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse productiesector, waarbij de hoofdindex van de PMI® net onder de geen-veranderingsgrens van 50.0 uit kwam en het hoogst was in iets meer dan een jaar.
Er was sprake van een daling van zowel de productieomvang als het aantal nieuwe orders, maar deze dalingen waren klein. De bedrijven maakten bovendien melding van een toename van de personeelsbestanden en een verbetering van de vooruitzichten voor het komende jaar.
De hoofdindex van de PMI steeg van 48.9 in januari naar 49.3 in februari, wat wijst op een verdere verslechtering van de bedrijfsomstandigheden bij de Nederlandse productiebedrijven. Deze verslechtering was echter gering en de kleinste in ruim een jaar. Het hogere PMI-cijfer was het gevolg van een minder grote productiedaling en een hernieuwde groei van de werkgelegenheid. Het aantal nieuwe orders, de materiaalvoorraad en de levertijden hadden daarentegen een negatieve impact op de hoofdindex.
Nederlandse industrie nog niet uit de problemen
Albert Jan Swart, sector econoom industrie bij ABN AMRO: ‘De Nevi Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie is verder gestegen, van 48.9 in januari naar 49.3 in februari. De score is nog steeds iets lager dan de ‘neutrale score’ 50 en duidt daarmee op een licht afnemende bedrijvigheid. De verbetering van de index is vooral te danken aan de slechts nipt gedaalde productie en een lichte stijging van de werkgelegenheid.’
‘Deze kleine verbetering bevestigt onze verwachting dat de industriële productie ongeveer de bodem heeft bereikt en in de loop van dit jaar geleidelijk kan herstellen. In 2023, na een paar jaar van snelle groei, daalde de Nederlandse industriële productie met 7,7 procent, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het was de grootste afname van de productie sinds 2009 toen een min van 8,7 procent werd gemeten.’
‘De productie van de machine-industrie daalde vorig jaar met zeventien procent, maar lag uiteindelijk wel nog steeds hoger dan in 2021. Bovendien lijkt het erop dat de vraag begint te verbeteren, want zwaargewicht ASML rapporteerde een sterk herstel van de nieuwe orders in het laatste kwartaal van 2023.’
‘De situatie lijkt ernstiger voor energie-intensieve branches, zoals de chemische industrie (-13 procent productie in 2023) en de basismetaalindustrie (-20 procent). Ondernemers luiden al sinds 2022 de noodklok en inmiddels maakt ook een groeiend aantal beleidsmakers zich zorgen over de toekomst van deze energie-intensieve industrieën in Europa.’
‘Afgelopen maand uitte ook Isabel Schnabel, bestuurder van de Europese Centrale Bank, haar zorgen. Zij merkte op dat de hoge energieprijzen, veroorzaakt door de Russische invasie van Oekraïne, de concurrentiepositie van bedrijven in de Europese Unie (EU) aantasten. Voor industriële bedrijven in de EU zijn de elektriciteitsprijzen zelfs drie keer zo hoog als in de Verenigde Staten en twee keer zo hoog als in China. Dat ondermijnt de van oudsher sterke positie van de eurozone in deze industrieën, zo merkte Schnabel op. Zij raadt aan de groene transitie te versnellen, wat gezien de problemen met onder andere netcongestie makkelijker is gezegd dan gedaan.’
‘In elk geval zijn de gasprijzen in februari verder gedaald, wat het leed van hoge energieprijzen toch wat verzacht. De vraag naar energie-intensieve producten zou wat kunnen verbeteren, ook doordat veel afnemers daarvan in 2023 overtollige voorraden hebben afgebouwd. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat de energie-intensieve industriële branches op korte of middellange termijn geheel zullen herstellen, gezien de druk op de concurrentiepositie van Europa.’
‘De tendens van lagere orderaantallen die al sinds augustus 2022 zichtbaar is, zette zich in februari voort. Dit werd vaak toegeschreven aan de moeilijke economische omstandigheden en de matte klantvraag. De daling was echter beperkt en de buitenlandse vraag naar in Nederland geproduceerde goederen steeg deze maand juist. Deze stijging was klein, maar was wel de eerste stijging van het aantal export- orders in negentien maanden.’
‘De productie werd in februari enigszins verlaagd en hiermee komt de huidige periode van krimp op twaalf maanden. De productiedaling was de kleinste in deze periode. Er was bij de Nederlandse productiebedrijven opnieuw sprake van maat- regelen om de voorraadniveaus te verlagen. Er waren in februari minder inkoopactiviteiten en ook de materiaalvoorraad was opnieuw kleiner, als gevolg
van aanhoudende bezorgdheid over het huidige zwakke economische klimaat.’
‘De daling van de inkoopactiviteiten leidde ertoe dat de leveranciers in februari voldoende capaciteit hadden om hun orders te vervullen, wat bleek uit een verbetering van de prestatie van leveranciers. De verkorting
van de levertijden was echter beperkt en sommige bedrijven maakten melding van verstoring van de toeleveringsketens in de Rode Zee en van personeelstekorten.’
‘Voor het eerst sinds mei vorig jaar breidden de Nederlandse producenten hun personeelsbestanden uit. De panelleden maakten melding van grotere investeringen in personeel, om nieuwe fulltime vacatures op te vullen. De banengroei was echter gering. De matte vraag en grotere personeelsbestanden zorgden in februari opnieuw voor een daling van de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk. De daling van de achterstanden was fors en groter dan in januari.’
‘De kostendruk in de Nederlandse productiesector was in februari opnieuw lager. De inkoopprijzen daalden aanzienlijk, al was dit wel de kleinste daling bijna een
jaar. Tegelijkertijd verhoogden de productiebedrijven hun gemiddelde verkoopprijzen, zij het in geringe mate. Ondanks de verdere verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse industrie, groeide in februari het optimisme over de productievooruitzichten naar het hoogste niveau in twaalf maanden. De positieve stemming was het gevolg van optimisme over de groei, geplande uitbreidingen van het productassortiment en de hoop op verbetering van de wereldwijde economische omstandigheden.’