De Nederlandse auto-industrie is goed voor 32 duizend arbeidsjaren (voltijdequivalenten = vte’s). Dit is een half procent van de totale Nederlandse werkgelegenheid. Dit schrijven Lico Hoekema en Oscar Lemmers van het Centraal Bureau voor de Statistiek CBS.
Van de 32 duizend arbeidsaren worden 19 duizend arbeidsjaren ingezet bij de carrosseriebouw, het maken van aanhangwagens, opleggers, auto’s en auto-onderdelen. De resterende werkgelegenheid is te vinden bij toeleverende bedrijfstakken, zoals de metaalindustrie en de uitzendbranche.
De autoindustrie bestaat uit bedrijven die zich bezighouden met de vervaardiging van (vracht)auto’s, aanhangwagens en opleggers, auto-onderdelen en -accessoires en carrosseriebouw.
Werkgelegenheid daalt al jaren
De totale werkgelegenheid door de auto-industrie daalde van 47 duizend arbeidsjaren in 2000 naar 32 duizend in 2010. In de auto-industrie zelf gingen 8 duizend arbeidsjaren verloren. In de toeleverende bedrijfstakken daalde de werkgelegenheid met 7 duizend arbeidsjaren.
Minderheid maakt auto’s
De meeste banen in de auto-industrie zijn te vinden bij bedrijven die niet zelf auto’s maken. Er werken 7.000 mensen in de carrosseriebouw en de vervaardiging van aanhangwagens en opleggers. Daarnaast maken 4.000 mensen auto-onderdelen en accessoires van auto’s, zoals remmen, wielen en veiligheidsgordels. De bedrijven die auto’s maken zijn goed voor 8.500 banen.
Werkgelegenheid toeleveranciers
In 2010 zorgde de auto-industrie voor een werkgelegenheid van 13.000 arbeidsjaren bij toeleveranciers. De toeleveranciers leveren direct aan de auto-industrie, zoals de metaalproductenindustrie, of indirect, zoals de staalindustrie. De staalindustrie is een schakel in een keten van toeleveranciers en levert via de metaalproductenindustrie aan de auto-industrie. Bij de uitzendbureaus was de auto-industrie goed voor bijna 3.500 arbeidsjaren en bij de metaal waren dat ruim 2.500 arbeidsjaren.