Ruim 50 procent vindt concurrentie te groot en 32 procent vindt ondernemersklimaat slecht
Bijna 70 procent van de jongeren (tussen 18 en 24 jaar) zegt te willen ondernemen. Daar staat tegenover dat 55 procent de concurrentie te groot vindt en ruim 30 procent het ondernemersklimaat op het moment niet gunstig genoeg vindt om een onderneming te starten. Dit blijkt uit een onafhankelijk onderzoek van HR-bureau Tentoo onder bijna 1500 Nederlanders.
‘Veel markten zitten bijna weer op het niveau van voor de crisis van 2008’, vertelt Paul den Ronden, algemeen directeur bij Tentoo. ‘Door de sterke economische groei en gunstige vooruitzichten zien startups, zzp’ers en freelancers de kans om de vleugels uit te slaan. Toch merk je dat de Millennial angstig is als het op zelfstandig ondernemen aankomt.’
Grote wil om te ondernemen
Maar liefst 69 procent van de jongeren ziet zichzelf ondernemen. De wil om te ondernemen is opmerkelijk genoeg bij Nederlanders met een middelbare beroepsopleiding het hoogst, namelijk bijna 80 procent. Dit tegenover 65 procent van hoogopgeleiden en 46 procent van de laagopgeleiden. ‘Ondernemen levert veel vrijheid op’, stelt Den Ronden. ‘Als ondernemer zet je je eigen koers uit, ben je financieel autonoom en heb je het lot vaak in eigen hand. Dat kan inspirerend werken. Bovendien kun je als ondernemer echt boven jezelf uitstijgen, wat een kick kan geven.’
Toch angstig
Alhoewel de wil er is, is de Nederlander ook bang om te ondernemen. Zo vindt 55 procent de onderlinge concurrentie te groot, terwijl een derde het huidige ondernemersklimaat als ongunstig ziet en daarom niet onderneemt. Onder de young professionals is dit gevoel nog sterker aanwezig, bijna de helft ziet het ondernemersklimaat als ongunstig, ‘De huidige politieke impasse zorgt ervoor dat een groot gedeelte van de jongeren liever geen onderneming start’, stelt Den Ronden. ‘Het uitblijven van een sociaal akkoord zal de situatie er zeker niet op vooruit helpen. Naast dat de ondernemer persoonlijke vrijheid wil, wil hij aan de andere kant niet voor onvoorziene wettelijke verrassingen komen te staan.’